8919
met vorderingen, welke de zuivelfabriek op de veehouder
heeft terzake van bussen, emmers, inhoudingen f.b.c.-inen-
tingen enz., kunnen deze melkbriefjes als verrekeningsstuk
ken zegelplichtig zijn.
De zegelplichtigheid van melkbriefjes kan echter ook haar
oorzaak vinden in het feit, dat zij als creditnota's zijn aan te
merken. Door de belasting-administratie is in deze beslist, dat
melkbriefjes creditnota's zijn, tenzij uit deze stukken blijkt,
dat het bedrag tegelijk met de afgifte wordt uitbetaald.
Bij de uitbetaling van het melkgeld zijn drie mogelijkhe
den te onderscheiden:
a) de uitbetaling geschiedt in contanten door de fabriek;
b) de uitbetaling geschiedt door de Boerenleenbank, waar
bij de melkbriefjes door de fabriek aan de veehouder
overhandigd of verzonden worden;
c) de uitbetaling geschiedt door de Boerenleenbank doch
ook de melkbriefjes worden door de Bank uitgereikt.
Ons is gebleken, dat door de Brabantse Zuivelbond per
circulaire aan de aangesloten zuivelfabrieken is medege
deeld, dat alleen in het geval onder a) genoemd de melk
briefjes niet als creditnota's zegelplichtig zijn, indien althans
in dat geval op de melkbriefjes het zinnetje voorkomt: „welk
bedrag hierbij gaat". Bij uitbetaling door de Boerenleenban
ken zouden echter de melkbriefjes het karakter van credit
nota s hebben en dus altijd, ook al zouden zij niet tevens
verrekeningsstukken zijn, gezegeld moeten worden met
0,15 indien zij betrekking hebben op bedragen groter
dan 20,
Ware deze door de Brabantse Zuivelbond gegeven uit
legging van gemelde Administratieve Beslissing juist, dan
zou zulks ertoe kunnen leiden, dat de uitbetaling van de
melkgelden niet meer geschiedt door tussenkomst van de
Boerenleenbanken. Dit zou in vele gevallen betekenen, dat,
zoals in het verleden gebeurde, de melkgelden in de kous
verdwijnen en dus niet bij de Boerenleenbanken op spaar- of
lopende rekening worden uitgezet. Van de beginne af is
ons de opvatting van de Brabantse Zuivelbond onjuist voor
gekomen. Met deze Bond is echter afgesproken, dat wij
alvorens onze afwijkende zienswijze naar buiten kenbaar te
maken, contact zouden opnemen met het Ministerie van Fi-