8857 was. In de laatste tijd zijn de aanmeldingen om te emigreren zo talrijk geworden, dat een deel van de aanvragers geruime tijd moet wachten, voordat zij kunnen emigreren, zulks o.a. in verband met het tekort aan scheepsruimte en aan huisves ting in de ontvangende landen. Een overzicht der ontwikkeling van het aantal emigranten na de oorlog geeft ons het volgende overzicht. Emigratie naar land van bestemming Jaar Canada U.S.A. Austr. Nw. Zeeland Zuid Afrika Braz. overige landen (excl. Europa) totaal 1946 9 369 23 16 40 47 504 1947 2.361 2.910 95 8 1.062 140 240 6.816 1948 6.899 3.128 867 95 2.340 135 373 13.837 1949 6.856 2.605 1.619 101 2.021 407 354 13.963 1950 7.033 2.883 9.268 503 1.153 281 209 21.330 1951 18.604 2.262 10.494 3.187 2.588 206 264 37.605 1952 15.035 1.367 7.694 2.726 1.775 82 167 28.846 Totaal 56.797 15.524 30.060 6.620 10.955 1.291 1.654 112.875 Ook in het tweede halfjaar van 1952 zijn er nog vele dui zenden (naar schatting zeker 16.000) geëmigreerd, zodat na de oorlog 130.000 Nederlanders als emigranten zijn ver trokken. De landbouw heeft in deze jaren een belangrijk deel van de emigranten geleverd. De voornaamste motieven om te emigreren waren hier wel de wens van boerenzonen om een eigen landbouwbedrijf te exploiteren, hetgeen voor vele boerenzonen in ons land niet meer mogelijk bleek, of de wens van emigrerende boeren en tuinders om een groter be drijf en/of gunstiger toekomstmogelijkheden voor hun kin deren te verwerven. Het aandeel van de landbouwbevolking blijkt duidelijk uit de volgende cijfers, welke aangeven welk percentage van de emigranten met een beroep uit de agra rische sector afkomstig is. 1948 ruim 50% 1949 ca. 50% 1950 ruim 30% 1951 ca. 25% 1952, 1e halfjaar ca. 25%

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1953 | | pagina 27