8805 ter sprake komt. Daar vraagt men zich af, waarom aan de boeren een redelijk bestaan moet worden gegarandeerd, hoewel men dan niet zelden ziet, dat deze kringen trachten voor hun eigen groep een zekere bestaanszekerheid te ver werven. De boeren zijn zich steeds meer gaan afvragen, welke waarde zij aan die overheids-toezegging kunnen toe kennen. Nergens immers is vastgelegd, waarop de landbouw in de komende jaren kan rekenen, wanneer onverhoopt de prijzen van een of meer belangrijke agrarische producten zouden dalen beneden een voor boeren en tuinders rede lijk niveau. Bij de behandeling van de Begroting van Landbouw in de Tweede Kamer is deze aangelegenheid aan de orde geko men. Verschillende Kamerleden hadden Minister Mansholt hieromtrent vragen gesteld, welke vooral neerkwamen op de vraag, welke zekerheid en garantie de landbouw zou hebben, wanneer het economisch getij voor deze bedrijfstak ongun stig zou worden. Het antwoord hierop van de Minister was vrij duidelijk. Hij gaf n.l. te kennen, dat ons land slechts over zeer beperkte mogelijkheden beschikt om sfraks aan land- en tuinbouw een redelijk inkomen te verzekeren, wan neer de prijzen van de agrarische producten te diep zouden dalen. De Minister zei in dit verband o.a.: „wij weten, dat de Nederlandse landbouw (en dit geldt minstens evenzeer voor onze tuinbouw) door zijn structuur buitengewoon afhan kelijk is van de agrarische grondstoffenmarkt en de West- Europese afzetmarkt en dat het dus buitengewoon moeilijk is zekerheid te geven." Hij voegde hieraan nog toe, dat het vraagstuk van het verlenen van een meerjarige garantie ge plaatst moest worden in de totale sociaal-economische ont wikkeling van Nederland. Dit doet denken aan een recente rede van de President van De Nederlandsche Bank, waarin deze betoogde, dat ons kleine landje met zijn innige econo mische verbondenheid met en afhankelijkheid van hef bui tenland de conjunctuur door middel van Overheidsingrijpen slechts in zeer beperkte mate kan beïnvloeden. De woorden van Minister Mansholt zijn niet mis te ver staan. Wanneer het de landbouw slecht zou gaan en de sociaal-economische positie van ons land zou overigens niet

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1952 | | pagina 15