8781
van de nieuwe maatschappij in deze jonge polder, dan zou
de Overheid goed doen hiermede ernstig rekening te hou
den, opdat de vestiging van bedrijven in de N.O.P. niet
alleen mogelijk zou zijn voor grote bedrijven, die de aan de
nieuwbouw verbonden zware lasten, gezien hun ruimere
draagkracht, op de koop toe zouden kunnen nemen. Hij ver
trouwt dan ook, dat de Overheid alsnog inziet, dat de vesti
ging van zelfstandige bedrijven i.v.m. de hogere bouwkos
ten in de N.O.P. een aanmoediging van de zijde van de
Overheid behoeft en dat in een dergelijke overbruggings
regeling ook onze Boerenleenbank alsnog zal dienen te wor
den betrokken.
Mr van Campen stelde voorts hef navolgende:
,,De eerste oogst van de bedrijfsboerderijen op het
„drooggevallen land was een eerste succes van de durf
„en energie van hen, die de droogmaking van de toen
malige Zuiderzee aanvingen. Het was de overwinning
„van de techniek. De oogst van hef eigen bedrijf na de
„eerste uitgifte in 1947 was de overwinning van de per-
„soon. De eerste eigen nederzettingen als bekroning van
„de zelfwerkzaamheid en de samenwerking in de land
bouwcoöperatie is de overwinning van het ideaal."
„Wij mogen hierbij nog even stilstaan aldus spre-
„ker. Ontegenzeggelijk bevinden wij ons heden ten
„dage in een maatschappelijke ontwikkeling, waarbij we
„meer en meer worden geconfronteerd met het in toepas
sing brengen van maatschappij-beschouwingen, waarbij
„alleen rekening wordt gehouden met arbeiders-massa's
„aan de ene kant en grootbedrijven aan de andere kant.
„Daarin zien we de vrucht van het z.g. hoogkapitalisme
„en van het Marxisme, in welke maatschappij-opvattingen
„het individu en diens persoonlijke verantwoordelijkheid
„nauwelijks nog tellen. Een door de oorlogsomstandighe
den gezwollen overheidsbudget en een nauw daarmede
„samenhangende opgeschroefde overheidstaak accen
tueren deze ontwikkeling met als gevolg een bijna on
ontkoombaar overheidsbeleid, dat grote gevaren in zich
„houdt voor de positie van het kleine en van het familie
bedrijf. Nochtans geldt voor ons land evenals voor de
„West-Europese sfeer, waarvan wij deel uitmaken, dat de,