8745
ontsieren gaat. De eerste oneffenheden kruisen nu ons pad,
maar dapper strijden we tegen deze eerste aanvallen op
onze ideaal-kassier. Haast verontschuldigend verwijzen wij
naar een circulaire, waarin het toch zo uitvoerig stond aange
geven. „Heeft de Centrale Bank hierover geschreven?", komt
een schuwe vraag. „Slechts drie keer" fluisteren we en zien,
geheel ontdaan, de eerste barst verschijnen in het verho-
ginkje.
Gestuwd door een uiterst behulpzame kassier trekt nu het
afgelopen jaar in gesloten colonne aan onze critische blik
voorbij; een stroom van cijfers en gegevens, die dagen kan
aanhouden. Veelvuldig wordt ons mondeling contact, en we
stijgen en dalen langs de gemoedsladder, van Himmelhoch
tot in hef diepste „zum Tode". Ons ruikertje blijft liggen,
maar weg is inmiddels het voetstuk! Er resteert nog een man
met vele goede maar helaas ook met enkele minder grootse
capaciteiten.
Zacht vermanend klinkt onze stem als wijlen Johannes, he
lend en stimulerend bij hef ontwaren van zwakke plekken.
We redeneren, becritiseren, inhaleren en adviseren deze da
gen en voelen ons gewond bij het praedicaat „theorie-spe
cialisten". Zou het jarenlang contact met de praktijk van deze
praktijk-mannen ons dan blijkbaar niets geleerd hebben?
Imposante folianten en sombere dossiers uit onze rechtskun
dige afdeling paraderen grimmig voor ons geestesoog, elk
een bevattend zo'n stille tragedie, als nasleep van een zo
juist weer gelanceerde, o zo practische opvatting en op
lossing.
Groot is onze vreugde over uiteindelijk begrip en voorne
men tot verbetering, en gelukkig slechts zelden horen we
onze welgemeende raad ijl wegsterven in een woestijn van
onvermogen.
Dan breekt het moment van vertrek ook weer aan en met
verschillend gevoelen staren kassier en inspecteur terug op
de resten van het slagveld. Het was goed hier te zijn!
Adieu, kassier, het was een genoegen. Tot de volgende
keer.
EEN INSPECTEUR.