8744
UIT DE ORGANISATIE
Keerzijde van „Inspectie".
„Mijn naam is
„Zo, een inspecteur uit Eindhoven!" Twee paar ogen ont
moeten elkander welwillend-taxerend; daaronder schudden
twee handen.
De weg naar het kantoor is gewoonlijk kort en nog ietwat
onwennig installeren we ons, vol verwachting van wat ko
men gaat. Vreemd dwalen onze blikken rond, doch weldra
bekruipt ons dat niet te detiniëren gevoel van warmte en
huiselijkheid bij het zicht van kwistig rondgestrooide delica
tessen als grootboeken en klappers. Zachtjes spinnend ontla
den we ons welhaast legendarisch geworden tassen.
„U wilt zeker.We knikken. Welk een begrijpen! De
kas natuurlijk! „U heett wel pech", horen we naast ons, „de
kerkcollecte is juist binnen" en met een machtig geweld
dreunen enige zakken op het reeds doorbuigende tatelblad.
Even wordt het wat rillerig koud in het vertrek, doch wij
vermannen ons en vallen aan. Liquiditeitsproblemen lijken
ons voorshands belachelijke begrippen.
„U heeft het meer gedaan", wordt het eerste compliment
dat ons boven onze malende vingers toewaait. Nü kunnen we
alles aan en juichend werpen we ons door de finish.
We beginnen ons nu thuis te voelen en vragen papier,
en dan nog méér papier. Met de grandesse van een Ro
meinse Imperator ledigt de kassier nu zijn kasten en bewerkt
een ware lawine over de tafel heen. Wij hebben gevoel voor
zijn trots. „Voilé, weer vol sinds de vorige inspectie!" En in
ons binnenste welt steeds opnieuw weer bewondering op
voor de man, die dit alles heeft moeten verwerken. Sober en
zonder opsmuk zijn hier dagelijks de vele bezoeken admi
nistratief gerangschikt; iedere dagboekpost, tronend temid
den van zo'n eigen kleine bijgeschiedenis, waarnaar wij
slechts gissen kunnen. In gedachten leggen wij spontaan een
eenvoudig ruikertje neer aan het voetstuk, waarop we ook
deze kassier weer bij voorbaat plaatsen.
Doch het werk rukt ons uit onze meditatie en mét de kas
sier lijden we, als een paraaf of haak deze kostelijke bijoux