8694
gadering het algemeen bestuur van het Europees Land-
bouwcongres om zich op de hoogte te stellen van de acti
viteit in de verschillende landen ter bevordering van de be
langen van de middengroepen en om daarover aan het
jaarlijks congres te rapporteren. O.a. van Duitse zijde werd
hiermede instemming betuigd en medegedeeld, dat in Duits
land reeds een gemeenschappelijke activiteit werd ont
plooid door boeren en ambachtslieden en de vereniging
van huisbezitters en grondeigenaren om voor gemeenschap
pelijke belangen op te komen tegenover de toenemende
ondermijning van de positie dezer middengroepen in het
maatschappelijk bestel.
De economische samenwerking in Europa op landbouw
gebied.
Hierover was een rapport verschenen van de Luxemburger
Pierre Ludwig, die ook een jaar tevoren hetzelfde onder
werp had behandeld. Een aanmerkelijke ontwikkeling had
evenwel in zijn standpuntbepalingen plaats gevonden.
Reeds was deze ingeleid door de Oostenrijkse minister van
landbouw, Thomas, die in de openingsvergadering mede
deelde, dat hij en zijn landgenoten met de vorming van een
„hoge autoriteit" voor de Europese landbouw of met het
afstand doen van enige souvereiniteitsrechten in het ge
meenschappelijk Europees landbouwbelang niet zoveel
moeite hadden, omdat Oostenrijk al meer dan zeven jaar
bezet werd gehouden. Onomwonden gaf ook Ludwig in
zijn rapport te kennen, „dat zonder de vorming van een
instantie, die tot taak zou hebben de tenuitvoerlegging van
en de supervisie over een Europees landbouwplan, het nau
welijks onmogelijk zou zijn een Europees apparaat in bewe
ging te brengen". Naar zijn mening zou dan ook de vraag,
welk uitvoeringsorgaan of „Hoge Autoriteit" nodig zou zijn
om een onbelemmerde verwerkelijking van een Europese
landbouw-unie etappe-gewijze in de praktijk te brengen,
zich waarschijnlijk vanzelf oplossen.
Ondergefekende viel de eer fe beurt deze gedachten
van de heer Ludwig te onderstrepen, waarbij hij tegelijk
kon afrekenen met een kwalijk geschrift, dat van Zwitserse