8642
mondelinge behandeling wel ter sprake geweest en met
name is de Minister gevraagd of de oorlogsslachtoffers thans
kunnen rekenen op de uitbetaling van de hun toekomende
aanvullende bijdragen en of niet alsnog moest worden be
paald dat deze bijdragen van de Molestmaatschappijen be
vrijdende werking zouden hebben. De Minister antwoordde
dat ,,de Regering in deze een sportief standpunt zou inne
men en dat de vraag der bevrijdende werking door hem nog
verder zou worden onderzocht." Bovendien deelde Z.E.
mede dat op korte termijn door hem een beschikking zou
worden uitgevaardigd ter uitvoering van het 11e lid van
art. 72. Dit lid bepaalt dat „de Minister van Financiën rege
len kan stellen, waarin wordt bepaald dat de aanvullende bij
drage niet wordt verleend aan belanghebbenden, die het
herstel of de heraanschaffing van bedrijfsuifrusfing, gezien de
winstuitkeringen of reserveringen, redelijkerwijze zelf hebben
kunnen financieren".
Bij deze laafsfe mededeling school een adder onder het
gras. De Minister had n.l. reeds eerder te kennen gegeven,
dat hij zijn doel, de aanvullende bijdrage ex art. 72 lid 5
slechts in uitzonderingsgevallen ter beschikking te stellen,
eventueel ook door ruime toepassing van de hierboven geci
teerde bepaling zou kunnen bereiken.
Het wekt dan ook geen verwondering dat, toen het wets
ontwerp tot het aanbrengen van enige wijzigingen in de Wet
op de Materiële Oorlogsschaden in de Eerste Kamer aan de
orde kwam, in het voorlopig verslag van de Commissie van
Rapporteurs te lezen stond, dat verschillende leden betreur
den, dat het wetsontwerp in de Tweede Kamer zó overhaast
was behandeld, dat aan de vraag of ook aan de aanvullende
bijdrage ex art. 72 lid 5 bevrijdende werking moest worden
toegekend, niet voldoende aandacht had kunnen worden
besteed. Bovendien zou men het op prijs stellen, alvorens
het wetsontwerp te bespreken, kennis te nemen van de op
8 Mei 1952 toegezegde, doch op dat tijdstip (12 Juni 1952)
nog niet verschenen, uitvoeringsbeschikking ex art. 72 lid 11.
Deze uitvoeringsbeschikking is daarop door de Minister als
bijlage bij de Memorie van Antwoord overgelegd.
Wij zullen deze uitvoeringsbeschikking, die zowel voor de
oorlogsslachtoffers rechtstreeks als voor de molestmaatschap-