8630 verlengen. Wil verlenging mogelijk zijn. dan moet er dus een pachtovereenkomst zijn van respectievelijk tenminste twaalf en tenminste zes jaren; ten aanzien van pachtovereenkomsten waarvan door de Grondka mer is verklaard, dat uit de bijzondere omstandighe den van het geval een korte duur der pachtovereen komst redelijkerwijze voortvloeit, is geen verlenging mogelijk. b. Het verzoek om verlenging moet tenminste één jaar voor het einde van de lopende pachtovereenkomst worden gedaan. In bijzondere gevallen kan ook een verzoek, dat na dit tijdstip is gedaan, in behandeling worden genomen. Een bijzonder geval kan gelegen zijn in een vaststaan de toezegging tot verlenging door de verpachter en wel zo laaf, dat de pachter niet binnen de gestelde termijn verlenging kon vragen, toen de toezegging werd ingetrokken. Eveneens kan een bijzonder geval gelegen zijn in het onbekend zijn met het recht op na- pacht; niet echter in het feit, dat de pachter het ver- lengingsverzoek te laat heeft gedaan, omdat hij nog met de verpachter onderhandelde over een verlen ging. Is een pachter één jaar voor het einde van de pachtovereenkomst nog niet met zijn verpachter tof overeenstemming gekomen met betrekking tot een verlenging, dan is het dus zaak, dat de pachter onmid dellijk een verzoek om verlenging indient bij de pachtrechter. Een verzoek om verlenging wordt niet meer in behan deling genomen, indien het is gedaan, nadat de duur van de pachtovereenkomst is verstreken, ook al ïs een bijzonder geval aanwezig. c. Zodra een verzoek om verlenging van de pacht bij de pachtrechter is ingekomen, doet deze daarvan bericht zenden aan de Grondkamer, binnen welker gebied het pachtobject geheel of voor het grootste gedeelte is gelegen, teneinde door deze inzake de verlenging nader te worden geadviseerd. d. De pachtrechter beslist op het verzoek naar billijkheid met dien verstande, dat hij het verzoek zal dus ook

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1952 | | pagina 44