8618
ven in hoeverre verband kan bestaan tussen stijging der
debetrente en verhoging van de spaarrente.
Vervolgens werden de balans, verlies- en winstrekening
over 1951 met het voorstel tot winstverdeling en rekening en
verantwoording van het Onderling Waarborgfonds over 1951
goedgekeurd.
Tot leden van de Raad van Toezicht werden herkozen de
heren C. Moors te Ginneken, A. H. Lohuis te Haarle, G. W.
Kampschöer te Wassenaar, terwijl in de vacature C. W. Leent-
vaar werd voorzien door de benoeming van de heer C. J.
Biemond te Bleiswijk Z.H. Aan de heer Leentvaar, die in
verband met zijn gezondheidstoestand niet meer voor her
benoeming in aanmerking wenste te komen, werd door de
Voorzitter dank gebracht voor het werk, hetwelk hij in het
belang van de organisatie heeft verricht.
Als lid van het Bestuur werd herkozen de heer Mr. E. Del-
hougne te Roermond.
Als punt 7 werd aan de orde gesteld het voorstel van het
Bestuur inzake de pensioenregeling van de Kassiers der Boe
renleenbanken, luidende als volgt:
Het Bestuur stelt de algemene vergadering voor op de
voet van artikel 8 der statuten van de Centrale Bank de na
volgende besluiten te aanvaarden:
a. De boerenleenbanken met kassiers, die op 1 Januari 1953
de leeftijd van 50 jaar nog niet hebben bereikt, zijn ver
plicht toe te treden tot de collectieve pensioenverzeke
ring voor kassiers overeenkomstig de algemene verzeke-
ringsvoorwaarden 1949 van het Jan Truyenfonds en wel
zodanig, dat met een bijdrage van de kassier groot 7/^°/o
van het salaris en met inachtneming van lopende voorzie
ningen een basispensioen wordt verzekerd hetzij voor
alle verstreken en toekomstige dienstjaren en een pen
sioengrondslag, die gelijk is aan het salaris, dan wel voor
minder dienstjaren of voor een lagere pensioengrondslag,
indien een hogere premielast dan 12^°/o van het kassiers
salaris door de boerenleenbank naar het oordeel van het
Bestuur van de Centrale Bank redelijkerwijze niet zou
kunnen worden opgebracht.