8611
II. Een tweede markant feit in het verslagjaar betrett de
verhoging der verschillende debetrentetarieven, waaraan ook
de boerenleenbanken zich geheel in overeenstemming met
de ontwikkelingen van de rentestand niet konden onttrekken.
De hypotheekrente liep op van 3)4 tot 4)40/o; voor borg
tochtvoorschotten kwam de rente op 4)4% en voor rekening-
courantcrediet op 434°/° f°t 4)4%* 'n vergelijking met de
rente bij de hypotheekbanken, die varieert van 4/4 tot 5%
en bij het commerciële bankwezen, alwaar voor overeen
komstige credietvormen een rente van 5)4 tot 6% wordt ge
vraagd, kunnen de debetrentetarieven der boerenleenban
ken niet hoog worden genoemd. Toch wordt heel begrijpe
lijk gewezen op het verschil tussen de spaarrente en de de
betrente. Wel werd de spaarrente voor de verschillende
spaarrekeningen geleidelijk verhoogd en wel voor dadelijk
opvraagbaar spaargeld voor leden van 2,25 tot 2,40% met
ingang van 1 Januari 1951 en tot 2,50% met ingang van 1952.
Indien het bedoelde verschil niettemin groter is dan voor de
oorlog dan moet worden gewezen op de sterk gestegen
kosten van de boerenleenbanken en voorts op de noodzaak
tot het aanhouden van gelden op korte termijn tot grotere
bedragen dan voor de oorlog gebruikelijk was, terwijl de
rente daarvoor laag wordt gehouden. Ook doet zich hierbij
gelden de invloed van de tot voor kort gevoerde lage rente-
politiek, die op de boerenleenbanken doorwerkt in de rente
vergoeding, die door de Centrale Bank aan de boerenleen
banken kan worden vergoed. De geschiedenis kan nu een
maal niet op korte termijn worden ongedaan gemaakt; eerst
geleidelijk zal een aanpassing kunnen plaats vinden zoals
ook bij de andere spaarinstellingen het geval is. Niettemin
zal dit vraagstuk van het verschil tussen debet- en credit
rente bij voortduring de aandacht moeten hebben van het
Bestuur van de Centrale Bank. Daarbij zullen, als ik goed zie,
de gedachten in de eerste plaats moeten gaan in de richting
van een verhoging der creditrente. Daartoe zou de Centrale
Bank op de duur kunnen bijdragen door verhoging van de
rentevergoeding over het beleggingsgeld van de boeren
leenbanken bij de Centrale Bank, zonodig gepaard gaande
met een verlaging van de rente over het z.g liquiditeitsgeld.
Een renteverlaging voor het z.g. liquiditeitsgeld van de boe
renleenbanken zal het komende jaar eveneens onder ogen