8561 wij toch in de loop der jaren naar elkaar zien toegroeien. Dat is aangenaam voor de bestuurders, maar ook een groot nut voor de leden en voor de gehele boeren- en tuinders stand van Nederland, want indien in bepaalde belangrijke aangelegenheden Eindhoven deze richting zou uittrekken en Utrecht die richting, ot omgekeerd, zouden wij een speelbal zijn van derden. Indien echter beide banken tezamen bij belangrijke aangelegenheden tot een gemeenschappelijk standpunt komen, is dat een tactor, waarmede moet worden rekening gehouden bij De Nederlandsche Bank in Amster dam, bij de Ministeries in Den Haag en in het ganse land. Ik constateer met grote vreugde en dankbaarheid, dat wij in tal van belangrijke aangelegenheden, welke wij de laatste jaren aan de orde hebben gesteld, tot een gemeenschappe lijk standpunt zijn gekomen. Onze gemeenschappelijke belan gen zijn in aantal toegenomen. Ik wijs U slechts op het stand punt ten aanzien van de Wet Toezicht Credietwezen, de cre- dietbeperkingsmaatregelen van De Nederlandsche Bank, de garantiebepalingen voor de pachters in de N.O.-polder, het borgstellingstonds voor de landbouw, het borgstellingsfonds voor de tuinders in de venen en vele andere aangelegen heden meer. Welnu, Mijne Heren van Eindhoven, indien wij als bestuurders- en directieleden van Utrecht met u een be spreking hebben, gevoelen wij ons als te zijn onder vrienden. Dat is niet alleen aangenaam, maar ook nuttig, omdat het resultaat daardoor wordt bevorderd. Wij, Eindhoven en Utrecht, praten niet alleen met elkaar, wij hebben ook wel iets gedaan met elkaar. Het is reeds ge zegd in deze vergadering: wij hebben gemeenschappelijk ge sticht een Bankkantoor in den Haag, dat zich op bevredigen de wijze ontwikkelt en een nuttige instelling is. Ik heb geen machtiging om namens dat Gemeenschappelijk Bankkantoor hier enige woorden tot de jubilarissen te richten. Ik doe het zonder daartoe gemachtigd te zijn. Wanneer ik die machti ging had willen vragen, had ik mij in de eerste plaats moeten wenden tot de heer Fleskens en in de tweede plaats tot de heer Truyen en het zou wel wat vreemd geweest zijn om hun te vragen, of ik hun enkele woorden van waardering en dank mocht toespreken. Maar hoewel ik niet gemachtigd ben, meen ik toch, dat het de hartelijke instemming heeft van alle directeuren en commissarissen van het Gemeenschappelijk

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1952 | | pagina 25