8551
van het boerenleenbankwerk hebben willen eren. Daarvoor
mijn hartelijke dank. (Applaus.)
Mijne Heren, ik zou een enkel woord ook willen zeggen
naar aanleiding van het gesprokene door de onder-voorzitter
van het Bestuur, Jhr. Smits van Oyen.
U hebt, mijnheer Smits van Oyen, mijn eerste optreden bij
de Centrale Bank en wat er op is gevolgd, willen naar voren
brengen en U hebt mij deswege dank willen brengen voor
hetgeen ik voor de Centrale Bank en het landbouwcrediet
heb gedaan. Toch heb ik enig bezwaar, mijnheer Smits van
Oyen, om die dank ten volle te aanvaarden. Ik aanvaard die
dank maar niet geheel voor mij, want wanneer men iemand
dank zegt, moet hij zijn de gevende partij en ik heb mij in
de verhouding tot de Centrale Bank te Eindhoven altijd veel
meer beschouwd als de ontvangende partij. Ik heb altijd met
zoveel vreugde en voldoening medegewerkt aan de belan
gen en het werk van de boerenleenbanken, dat ik alleen
reeds daarin voldoende beloning zou mogen vinden voor
wat ik daaraan heb gedaan.
U hebt reeds te kennen gegeven, en dat was juist, dat ik
door afkomst, door opvoeding en ook door mijn voorkeur mij
tot het werk bijzonder aangetrokken heb gevoeld en het is
mij ook een grote vreugde geweest daaraan te hebben kun
nen medewerken. Ik ben bij de Centrale Bank gekomen
toen, vóór 1902, de oprichting reeds had plaats gehad en
de bank zich enigszins had geconsolideerd. Ik herinner mij
nog met grote voldoening de jaren omstreeks 1900, toen die
in onze kring werden gekenmerkt op allerlei gebied door
buitengewone voortvarendheid, door buitengewone initatie-
ven en door buitengewone moeite. Het was gemakkelijk op
de grondslagen, die door onze voorgangers waren gelegd,
voort te bouwen, op de soliede grondslagen van het Raiffei-
senwerk, waardoor aan de landbouwers een goed en goed
koop crediet kon worden bezorgd en hun belangen in vele
andere opzichten konden worden behartigd. Indien ik in de
loop van die 50 jaren iets daarvoor heb kunnen doen, is dat
geweest in samenwerking met talloze anderen, die thans voor
mijn geest oprijzen en ik noem hier dan maar alleen degene,
die naast mij zit, de heer Fleskens, met wie ik gedurende
ruim 40 jaren heb kunnen samenwerken en wiens grote, sti
mulerende activiteit en aanstekelijk optimisme, waarvoor ik