8514
men, het grootste deel van het vastgestelde quotum opma
ken, zodat er niets ot weinig voor ons land overblijtt.
Momenteel vinden er tussen Nederland en Engeland weer
handelsbesprekingen plaats. Tenzij hierbij voor ons land bij
zonder gunstige resultaten bereikt zouden worden, moet alles
bij elkaar verwacht worden, dat onze uitvoer naar Engeland
van agrarische producten over 1952 aanzienlijk lager zal zijn
dan in 1951
Ondanks allerlei moeilijkheden blijft de Nederlandse uit
voer meevallen; over Januari-Maart werd de import voor
93°/o door de uitvoer gedekt, terwijl in de overeenkomstige
periode van 1951 dit dekkingspercentage slechts 68 was. Ook
onze deviezenvoorraad is snel toegenomen, terwijl onze po
sitie in de Europese Betalingsunie van zeer ongunstig over
sloeg tot gunstig. Dit alles kon België aanvankelijk niet er toe
verleiden om een flinke stap verder op de weg van Benelux-
samenwerking te zetten. Nederland had voorgesteld, een ver
dere versmelting van de economiën van de drie landen te
verwezenlijken door meer samenwerking met betrekking tot
de handelspolitiek en de deviezenreserves. België wijfelde,
o.a. omdat de economische positie van ons land nog te wan
kel geacht werd. Thans komen meer bevredigende berichten
hierover binnen.
Het „groene'' plan.
In Maart werden te Parijs de eerste besprekingen gehou
den tussen de Marshall-landen om te komen tot een grotere
mate van vrijheid in het onderlinge handelsverkeer met be
trekking tot producten van land- en tuinbouw. Daar werd
getracht de nodige voorbereidingen te treffen voor een eer
ste stap op de weg van agrarische integratie, van verwezen
lijking van het „groene" plan. Het was meer een inleidende
bespreking dan een bijeenkomst, waarvan direct tastbare
resultaten verwacht mochten worden.
De verschillende landen hebben hun visie ten aanzien van
de landbouw-samenwerking naar voren gebracht. Zoals te
verwachten was, liepen de standpunten ver uiteen. Ons land
liep in de allervoorste rij en sprak zich uit voor een na-