8510 Daarbij zou op een onafhankelijke taakvervulling door De Nederlandsche Bank, handelende naar eigen verantwoor delijkheid en niet overeenkomstig de behoeften van de Schatkist, mogen worden gerekend. Wij hebben ons achter dit standpunt kunnen plaatsen en in het Wetsontwerp Toe zicht Credietwezen rechtswaarborgen voor een dergelijke toepassing gevraagd, die tijdens de openbare behandeling van hef wetsontwerp ook zijn verkregen. Nu met ingang van 1 April j.l. de verplichte credietopne- ming bij De Nederlandsche Bank ingevolge de geldende credietbeperkingsmaafregelen is opgeschort, denken wij on willekeurig terug aan de indertijd gevoerde gedachtenwis- seling. Met een hoopvolle verwachting zijn wij 1 April j.l. naar Amsterdam gegaan om aldaar de aangekondigde mede delingen van de President van De Nederlandsche Bank in ontvangst te nemen. De ontspanning in de monetaire situatie en in de deviezenpositie van ons land maakte immers een voortzetting van de financiële verplichtingen uit de geldende crediefbeperkingsmaatregelen niet langer noodzakelijk. Ook de ontwikkeling van de crediefgeving door de handelsban ken en landbouwcredietbanken had bepaald niets veront rustends uit een oogpunt van monetair beleid. Misschien hier en daar wel in bedrijfseconomisch opzicht, omdat op korte termijn verleende credieten met de gefinancierde voor raden wel eens bevroren konden raken. Dit is echter bij de toepassing van artikel 10 van de Wet Toezicht Credietwezen niet aan de orde; het gesignaleerde gevaar raakt de toepas sing van artikel 11, te weten de bevoegdheid van De Ne derlandsche Bank om voorschriften voor de bedrijfsvoering der banken te geven ter waarborging van solvabiliteit en liquiditeit. Bovendien hadden wij de opheffing van de finan ciële verplichtingen van de geldende crediefbeperkingsmaat regelen verlangend tegemoet gezien, omdat er langzamer hand iets scheef was gaan groeien. Een aantal banken zaten met de peildatum van 30 September 1950 gunstig; een aan tal andere banken niet en daaronder een aantal boerenleen banken van onze Centrale Bank, die bijgevolg een oneven redig groot aandeel moesten dragen in de financiële last voortvloeiende uit de geldende credietbeperkingsmaafre gelen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1952 | | pagina 4