8464
ouderlijke woning heeff verlaten (reeds aangehaald in Mede
delingen no. 365 blz. 7650); bestaande onenigheid tussen
man en vrouw (zie Mededelingen no. 376 blz. 8194) etc.
Kan worden aangenomen, dat de kassier van een en ander
voldoende op de hoogte moet zijn geweest b.v. wegens
algemene bekendheid ofwel omdat hem speciaal op de be
staande verhoudingen werd gewezen, dan zou een beroep
op de aanbrengclausule hem niet kunnen baten. De aan-
brengclausule schept dus voor de kassier geenszins een vrij
brief om uit te betalen aan de eerste de beste, die onder
overlegging van het spaarboekje daarom vraagt, doch ont
slaat hem alleen van de verplichting tot het instellen van een
nader onderzoek naar de bevoegdheid van de aanbrenger
indien de kassier geen reden heeff daaraan te twijfelen.
Een onjuiste opvatting van de juridische betekenis der
aanbrengclausule heeft in fiscale kringen al eens ertoe ge
leid spaargelden, welke bij de Boerenleenbank ten name van
kinderen staan ingelegd, aan te merken als te behoren tot
het vermogen van de ouders zelve. De betrokken inspecteur
stelde zich namelijk op het standpunt, dat het spaarboekje als
gevolg van de aanbrengclausule van karakter zou zijn ver
anderd en toonderpapier zou geworden zijn, zodat het te
goed in werkelijkheid deel zou uitmaken van het vermogen
van degene, die hef boekje in zijn bezit had, daar toch hij
tegen overlegging van dat boekje dit tegoed kan in ont
vangst komen nemen.
Dat deze redenering foutief is en het juridische karakter
van de spaarrekening miskent, zal in het licht van het boven
staande, duidelijk zijn. Zou zich dan ook in de praktijk het
geval voordoen dat de fiscus uit deze hoofde de ouders voor
de spaartegoeden van hun kinderen zou willen belasten, laat
de betrokkene zich dan gerust tegen de aanslag verzetten.
Wordt hun beroepschrift met voldoende kennis van zaken
behandeld, dan is de uitslag niet twijfelachtig.
Dat het systeem van de aanbrengclausule er wel eens toe
moet leiden, dat tegen de zin van de rekeninghouder toch
wordt uitbetaald aan iemand, die in werkelijkheid niet door
hem is gemachtigd, is niet te voorkomen, daar de kassier nu
eenmaal niet met alle interne verhoudingen volledig kan op