8463
het boekje toonderpapier, dan zou men zonder boekje zijn
geld nooit meer kunnen terugkrijgen evenmin als men voor
een verloren geraakt bankbiljet vergoeding krijgt uitgekeerd.
Het karakter van de vordering zoals dit hierboven is om
schreven, brengt voor de kassier de verplichting mede uit te
betalen aan de rekeninghouder zelf of aan diens gemachtig
de. Stuurt de rekeninghouder in zijn plaats iemand anders
met het boekje om namens hem het spaartegoed te incasse
ren en kwijting daarvoor te geven, dan zou dus de kassier
eerst moeten onderzoeken of deze derde inderdaad van een
behoorlijke volmacht is voorzien. Het behoeft geen betoog,
dat dit veel te omslachtig zou worden en het spaarverkeer bij
onze Banken te stroef zou maken, hetgeen zonder twijfel
zijn ernstige terugslag op het verloop der spaargelden zou
hebben. Vanaf het eerste begin der Boerenleenbanken is dan
ook uitgezien naar de mogelijkheid om de noodzakelijkheid
van dit onderzoek te elimineren en als resultaat daarvan is
de aanbrengclausule uit de bus gekomen. Zij schept voor de
kassier het wettelijk vermoeden, dat degene, die onder over
legging van het spaarboekje, uitbetaling vraagt, daarbij in
derdaad handelt krachtens volmacht en in opdracht van de
rekeninghouder zelf, hetgeen de kassier ontslaat van de ver
plichting dit eerst nader te onderzoeken.
Hieruit volgt echter tevens, dat de kassier zich alleen met
succes op dit vermoeden kan beroepen indien hij geen reden
heeft de juistheid daarvan in twijfel te trekken. Zou de kas
sier in enig geval gegronde reden hebben om zich af te
vragen of de aanbrenger van het boekje werkelijk wel de
gene is voor wie hij zich uitgeeft, te weten de gemachtigde
van de rekeninghouder, dan zou hij niet langer geacht kun
nen worden te goeder trouw te hebben gehandeld indien
hij ondanks zijn twijfel toch tot uitbetaling aan de aanbrenger
zou overgaan. Als voorbeelden van zulke twijfelgevallen
zouden wij willen noemen de omstandigheid, dat het aan
de kassier bekend is, dat het aangeboden boekje door de
eigenaar is verloren of aan deze is ontvreemd geworden, dat
de verhouding tussen aanbrenger en rekeninghouder veel te
wensen overlaat, dat de rekeninghouder aan de kassier heeft
laten weten, dat aan niemand anders dan aan hem persoon
lijk mag worden uitbetaald enz. Zij zijn nog met meerdere
uit te breiden zoals het kind, dat na zijn meerderjarigheid de