8462 Voorzover hef de terugbetaling van de ingelegde gelden betreft houden deze bepalingen onder meer het volgende in: „De Boerenleenbank is gekweten door betaling in handen van de aanbrenger van het boekje. Zij is niet verplicht tot terugbetaling wanneer niet gelijktijdig hef boekje aan haar wordt ingeleverd. Een onderzoek naar de bevoegdheid van de aanbrenger tot het in ontvangst nemen der terug te be talen bedragen behoeft niet door de Boerenleenbank te wor den ingesteld." Naar ons in de praktijk is gebleken, staat aan menig kas sier de strekking van deze clausule niet voldoende duidelijk voor ogen. Het heeft daarom zijn nuf haar eens nader onder de loupe nemen. Om de juiste betekenis en draagwijdte van de aanbreng- clausule te kunnen peilen, moet men beginnen zich een juist beeld te vormen van het karakter van de spaarvordering zelf, waaraan de even aangehaalde clausule als voorwaarde is verbonden. Zij mag dus niet worden beschouwd los van de vordering waarvan zij deel uitmaakt. Deze vordering nu is een vordering op naam, toekomend aan degene te wiens name de rekening in de boeken van de bank is geopend (de inlegger) en daarom alleen inbaar door hemzelf, zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn gemachtig de. In het spaarboekje, dat bij de inlage aan de rekening houder wordt ter hand gesteld, ligt voor hem het bewijs, dat hij het geld bij de bank gestort heeft en deswege een vor dering op haar heeft verkregen. Hef boekje vervult m.a.w. de rol van legitimatiepapier voor degene, die daarin als in legger staaf aangeduid. In deze strekking wordt door de be paling, dat de Bank gekweten is door uitbetaling in handen van de aanbrenger van het boekje geen wijziging gebracht. De aanbrengclausule heeft het boekje dus niet gemaakt tot toonderpapier, zoals het bankbiljet, maar het karakter van legitimatiepapier onaangetast gelaten. Wat dit in feite bete kent, treedt aan het licht wanneer b.v. een inlegger zijn boekje heeft verloren of zodra een boekje door brand of andere omstandigheden in het ongerede is geraakt. Een ieder weet, dat hij dan toch zijn geld van de Bank kan terug krij gen, zij het dan ook, dat haar bestuur de uitbetaling van de nodige waarborgen moet laten afhangen, welke waarborgen naargelang de omstandigheden zullen verschillen. Was echter

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1952 | | pagina 20