8452
aan onze landbouwcredietorganisatie toevertrouwde geld
thans buiten land- en tuinbouw zou worden vastgezet, terwijl
er op moet worden gerekend, dat we het straks voor de
financiering van de land- en tuinbouw hard nodig zullen heb
ben. Zelfs moesten wij in het licht van de geschetste ontwik
keling er toe besluiten om de uitzettingen op lange termijn
in land- en tuinbouw af te remmen.
Uiteraard moesten wij daarbij er op bedacht zijn, dat ook
de boerenleenbanken, die weinig uitzetfingsmogelijkheden
in land- en tuinbouw hebben, aan trek moeten kunnen ko
men. De logische consequentie was derhalve, dat deze in de
gelegenheid werden gesteld om op ruimer schaal dan voor
heen in de financiering van de economische instellingen van
land- en tuinbouw deel te nemen. Het resultaat is geweest
de openstelling ook voor boerenleenbanken van de inschrij
ving op drie emissies van obligatieleningen door de coöpe
ratieve handelsinstellingen van de gewestelijke boerenbon
den, waardoor tegelijkertijd de financieringspositie van deze
instellingen tegenover de Centrale Bank kon worden ver
licht.
De afvloeiing van ruim 18 millioen van de tegoeden
der boerenleenbanken bij de Centrale Bank en de verdere
uitzetting van de credieten en voorschotten, rechtstreeks door
de Centrale Bank verleend, met een bedrag van 20 mil
lioen, werden door de Centrale Bank gefinancierd door de
afloop van uitzettingen op korte termijn met 30 millioen
en van de post „Effecten" met 8 millioen. De post „be
leggingen op lange termijn" in hoofdzaak bestaande uit
leningen aan publiekrechtelijke lichamen liep terug van
229 millioen tot 227 millioen waartegenover de post
„kas en bankiers" steeg van 8 millioen tot 10 millioen.
Tot goed begrip van zaken is het dienstig hierbij op te
merken, dat de uitleningen aan publiekrechtelijke lichamen
slechts op betrekkelijk lange termijn zijn gedaan. Het meren
deel dezer uitleningen loopt op een termijn van 10 jaar of
korter, zodat in deze post nog een stuk z.g. onzichtbare
liquiditeit is verscholen.