8415 dere bedrijven, zoals bepaalde groepen in de tuinbouw en veehouderijsectoren. Het weer was in het voorjaar van 1951 voor de landbouw ongunstig. Het natte voorjaar was oorzaak, dat de boer eerst laat op het land kon komen, dat het vee lang op stal gehouden moest worden en dat door de veehouderijbedrij ven veel voer voor het vee tegen hoge prijzen aangekocht moest worden. Gevolgen hiervan waren o.a. een lage melk productie in het voorjaar en een dalende rentabiliteit in de veehouderijsector. Het weer werd daarna echter wel wat gunstiger, speciaal voor de hogere lichtere gronden. De oogstresultaten vielen tenslotte speciaal op de zandgron den (rogge en haver) niet tegen. Volgens de voorlopige oogstreming waren de gemiddelde opbrengsten per ha. van verschillende akkerbouwproducten in 1951 als volgt (in kg., afgerond). 1951 1950 tarwe 3550 3250 rogge 2800 2400 haver 3150 2700 gerst 3200 3350 consumptie-aardappelen 23300 23000 poot-aardappelen 26600 26600 In hef najaar was het weer voor de landbouw gunstig: de najaarswerkzaamheden hadden over het algemeen een vlot verloop, het vee kon lang in de wei blijven en het nagewas kon volledig ten nutte gemaakt worden. In de akkerbouwsector gingen de over het algemeen nor male opbrengsten gepaard met hoge prijzen voor vele pro ducten, zoals vlas, pootgoed, peulvruchten en vrije voergra- nen, terwijl ook de prijzen van tarwe, suikerbieten en aard appelen zeker op een lonend niveau lagen. Ook de prijzen van veel nevenproducten zoals stro en bietenkoppen waren hoog, ja dikwijls zeer hoog, zodat ondanks de snel gestegen kosten de financiële uitkomsten voor de meeste akkerbouwbedrijven zeer gunstig waren. Deze boeren zullen er daarom goed aan doen terdege rekening te houden met de komende belastingaanslagen door een flink bedrag hier voor te reserveren. De relatief lage tarweprijs maakte bijzon dere maatregelen t.o.v. de voergranen nodig.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1952 | | pagina 9