8409
gen, die in het afgelopen jaar tof uiting zijn gekomen en van
doorslaggevende betekenis zijn geweest bij het nemen van
verschillende hoogst belangrijke besluiten door het bestuur
van de Centrale Bank, als volgt worden aangeduid. De aan
de boerenleenbanken toevertrouwde creditgelden, daaronder
begrepen zowel de gelden op spaar- en depositorekening
als die op lopende rekening, hebben per saldo een geringe
toeneming te zien gegeven. Van Januari tof ultimo Novem
ber j.l. zijn deze zonder renfebijschrijving volgens de gege
vens, ontleend aan de boerenleenbankmaandstaat, gestegen
van rond 582 millioen tot 590 millioen. Voorzeker onder
de na-Koreaanse verhoudingen een niet onaanzienlijk resul
taat, dat afsteekt tegen de verdergaande ontsparing bij de
Rijkspostspaarbank en bij de particuliere spaarbanken, die bij
eerstgenoemde instelling een bedrag van 93 millioen deed
afvloeien en bij de spaarbanken samen een bedrag van 37
millioen. Ongetwijfeld mogen wij het gunstiger resultaat bij
de boerenleenbanken toeschrijven aan de in 't algemeen
goede opbrengsten van land- en tuinbouw gedurende het
jaar 1951 en daarnaast aan de ten plattelande behouden
spaarzin, die in combinatie de kans gaven aan actieve be
heerders en kassiers om in voor het spaarwezen moeilijke
tijden toch nog enige vooruitgang te boeken.
Mogen wij dus over de ontwikkeling der toevertrouwde
gelden niet klagen, de uitzettingen daarentegen geven wel
reden tot nadenken. Deze zijn n.l. niet onbelangrijk toegeno
men: de z.g. debetsaldi (saldi van crediefen in rekening
courant en van borgfochtvoorschotten) stegen van 49,4
tot 54,8 en de z.g. beleggingsuitzettingen van 89,7 tot
120,2 millioen, dit alles in de periode Januari tot ultimo
November 1951. Op zich zelf genomen behoeven de cijfers
geen reden fof ongerustheid te geven. Evenwel moet goed
in het oog worden gevat, dat de toeneming der uitzettingen
maar voor een zeer gering deel met nieuwe besparingen
worden gefinancierd en derhalve voor het grootste deel met
opneming van gelden bij de Centrale Bank en dat en
hierin ligt hef voor ons belangrijkste aspect de meeste
uitzettingen zijn geschied op lange termijn, n.l. van 20 jaar,
waardoor de aflossingen straks maar traag zullen terugvloeien
naar de boerenleenbanken.