8389
spreken fof schadevergoeding. De pachter heeft dus, zolang
de grond met hypotheek is bezwaard, aan zijn recht tot af
braak en foeeigening niets, terwijl een mogelijke afspraak
tussen de hypotheekhouder en de verpachter, dat de door de
pachter gestichte en/of te stichten kassen niet onder de hypo
theek vallen nietig is.
Vanzelfsprekend kan de hypotheekhouder toestemming tot
afscheiding verlenen, doch hij zal daartoe wel niet spoedig
bereid zijn, terwijl voorts de pachter aan een dergelijke toe
stemming, indien die later niet gehonoreerd wordt, practisch
niets heeft. De hiervoor weergegeven contractuele regeling
tussen de verpachter en pachter terzake van het bouwen zal
dus in ieder geval gecompleteerd dienen te worden met de
bepaling, dat, indien de grond bij het einde van de pacht
met hypotheek bezwaard is, de verpachter verplicht zal zijn
tot vergoeding van de waarde van de kassen. (Een bepaling,
dat indien de grond met hypotheek is bezwaard de verpach
ter te allen tijde op eerste aanmaning van de pachter de
waarde zal moeten vergoeden, zal wel door geen enkele
verpachter worden geaccepteerd; evenmin zal de verpach
ter-grondeigenaar er voor te vinden zijn om tot zekerheid
van de vorderingen van de pachter terzake van het bouwen
aan deze hypotheek te verlenen). Men zou nu kunnen bewe
ren, dat bij evenbedoelde completering de pachter toch in
ieder geval zijn vergoedingsrecht behoudt en voorts dat bij
executie tijdens de duur van de pachtverhouding de pachter
zijn rechten tot afbraak enz. tegen de nieuwe eigenaar-ver
pachter kan doen gelden. Men verliest echter bij de eerste
bewering uit het oog, dat de mogelijkheid van reducering
van de rechten van de pachter door de hypofheekvestiging
tot een enkel bij het einde van de pacht geldend te maken
vergoedingsrecht voor de pachter (en voor de credietge-
vende Bank) niet aantrekkelijk is. En wat de executie tijdens
de duur van de pachtverhouding betreft zij opgemerkt, dat,
ook indien zulks niet is overeengekomen, de hypotheekhou
der in het belang van de schuldenaar in kavels mag verko
pen. De hypotheekhouder kan dus de kassen als een afzon
derlijke kavel verkopen, als hij deze maar vóór de veiling
laaf zo als ze zijn n.l. onroerend. Dat door een afzonderlijke
verkoop van de kassen de verplichting ontstaat om die later
als roerende zaken te leveren is van geen belang. De hypo-