8386 geen door hem is gebouwd zo afdoende als mogelijk is waarborgt. Bovendien zal het tot stand komen van een der gelijke regeling tot gevolg kunnen hebben, dat de Boeren leenbanken uit die regeling een voldoende zekerheid kun nen putten voor aan pachters eventueel te verlenen voor schotten en credieten. Alvorens weer te geven, welke regeling naar onze mening de belangen van de tuinders met betrekking tot het stichten van kassen op door hen gepachte gronden het beste waar borgt, waarbij uiteraard de bedoelingen van partijen n.l. het tot stand komen van een pachtovereenkomst als bedoeld in het pachtbesluit niet uit het oog mogen worden verloren, zal, ter verduidelijking van ons standpunt, in het kort de onder havige kwestie nog eens worden uiteengezet. De grondeigenaar is eigenaar van de door de pachter ge bouwde warenhuizen en serres. Immers deze hebben los van de grond geen zelfstandig bestaan, doch vormen met de grond een eenheid en gaan daarin volledig op. Indien der halve door het pachtcontract aan de pachter niet de be voegdheid daartoe is verleend, mag deze noch tijdens de duur van de pachtverhouding noch bij het einde daarvan de kassen afbreken en zich de daardoor vrijkomende materialen toeeigenen. Bevat het pachtcontract ook geen regeling no pens de aan de pachter bij het einde van de pachtverhou ding toekomende vergoeding, dan geldt de regeling van artikel 27 van het Pachtbesluit. Deze regeling komt op het volgende neer: de pachter heeft bij het einde van de pacht recht op een billijke vergoeding terzake van hetgeen hij ge durende de laatste aan het einde van de pacht voorafgegane tien jaren heeft gebouwd. Zijn de warenhuizen en serres vóór die periode gesticht dan is van enige vergoeding geen spra ke. Door verlenging van de pacht kan derhalve het vergoe dingsrecht te loor gaan, alsmede door het niet tijdig ten minste één jaar vóór het einde van de pacht vorderen van de vergoeding. Bovendien zij nog eens naar voren ge bracht, dat in elk geval de pachter voor het stichten van warenhuizen en serres de schriftelijke toestemming van de verpachter of, zo deze wordt geweigerd, de machtiging van de Grondkamer behoeft, daar het bouwen van kassen is het aanbrengen van een verandering in de bestemming, inrich-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 16