8345
of aar» de minimum grens der uifsfaande debetsaldi, doch
uitsluitend de collectiviteit. De moeilijkheid deed zich daarbij
voor, dat aan de collectiviteit als zodanig geen rechtsplicht
kan worden opgelegd. In artikel 10, lid 4, van het wetsontr
werp is daarvoor deze oplossing gevonden, dat de voor
schriften, die voor een Centrale Bank kunnen worden gege
ven, ook betrekking kunnen hebben op de hiervoor genoem
de collectiviteit. Daardoor komen de Centrale Banken wel in
een geheel bijzondere positie, omdat zij nu strafrechtelijk aan
sprakelijk worden voor het voldoen door de collectiviteit,
zelfs indien daaronder alleen de aangesloten boerenleenban
ken worden begrepen en niet mede de Centrale Banken zelf,
aan de eisen van een zodanig voorschrift. Daarbij is in aan
merking te nemen, dat de financiële positie van het geheel
der aangesloten boerenleenbanken niet kan worden bepaald
door de eigen bedrijfsgestie van de Centrale bank, doch ten
hoogste door het gebruik maken van de preventieve en re
pressieve controlebevoegdheden, die krachtens statuten en
huishoudelijk reglement de Centrale Bank ten dienste staan.
Het zou wel eens kunnen zijn, dat uit dit oogpunt de statu
ten en het huishoudelijk reglement van de Centrale Bank nog
eens opnieuw zouden moeten worden bezien.
6. Ook de beroepsprocedure van het wetsontwerp is ge
wijzigd. Volgens de nieuwe regeling kunnen de geregistreer
de credietinstellingen van beslissingen van De Nederlandsche
Bank bijv. inzake registratie of het publiceren van een advies
aan een onwillige credietinstelling gegeven, in beroep ko
men bij de Kroon, die alsdan beslist, de Raad van State, Af
deling Geschillen van Bestuur gehoord. Deze procedure
geeft een grote rechtswaarborg, omdat ingeval de Kroon zou
beslissen in afwijking van het advies van de Raad van State,
dit dient te worden gepubliceerd.
7. Tenslotte is in artikel 31 van het gewijzigde ontwerp
van wet een bepaling opgenomen, dat de wet met ingang
van 1 Januari 1955 buiten werking treedt. Aanvankelijk had
de Minister van Financiën als einddatum 1 Januari 1956 ge
kozen; door een amendement van het K.V.P.-lid de Heer
Janssen, is de werkingsduur tot 3 jaar teruggebracht.
In verband met de tijdelijke werkingsduur van de wet