8310
zal geneigd zijn om in rechtsvoorschriften alleen met de
rechtspersoonlijkheid bezittende autonome eenheden reke
ning te houden. Juridische bindingen kunnen immers alleen
aan rechtspersonen worden opgelegd. Daarom hebben wij
met klem hef pleit ervoor gevoerd, dat in de wetgeving tot
toezicht op het credietwezen een bepaling zou worden op
genomen, die ten doel zou hebben om de bedrijfs-voor-
schriften van de Nationale Bank voor het landbouwcrediet
eventueel collectief te kunnen maken en wel in die zin, dat
eventueel te stellen liquiditeitseisen niet voor iedere boeren
leenbank individueel zouden komen te gelden doch voor de
collectiviteit van boerenleenbanken en wel zodanig, dat de
Centrale Bank verplicht wordt aan te tonen, dat de collecti
viteit aan de gestelde liquiditeitseisen voldoet.
Tenslotte menen wij, dat het van groot belang is, dat in
de wetgeving tot toezicht op het credietwezen een duidelijke
splitsing wordt gemaakt tussen de voorschriften, die worden
gegeven ter verzekering van liquiditeit of solvabiliteit van
de banken met het oog op de belangen van derden die hun
geld aan de banken hebben toevertrouwd enerzijds, en voor
schriften die algemeen economische en monetaire belangen
beogen te dienen, aan de andere kant. Aanvankelijk zou men
kunnen menen, dat een dergelijk onderscheid niet veel ter
zake doet, omdat de voorschriften, alnaargelang zij op het
een of op het andere doel zijn gericht, niet zoveel van in
houd zullen verschillen; bij liquiditeitsvoorschriften, zou men
kunnen menen, zal er ten hoogste een verschil zijn in per
centages. Nochtans mag men niet uit het oog verliezen, dat
ook bij het inhoudgeven aan bankpolitiek in de zin van toe
zicht op het particuliere bankwezen, steeds drie partijen daar
bij betrokken zijn, n.l. de Regering, De Nederlandsche Bank
en het particulier bankwezen zelf. In de wetgeving, die het
toezicht op het credietwezen tot voorwerp heeft, zal de
samenwerking tussen de drie genoemde partijen dienen te
worden geregeld. De constructie daarvan zal echter geheel
verschillend zijn alnaargelang zuivere Iiquiditeitspolitiek wordt
beoogd dan wel coördinatie van regeringspolitiek en bank
politiek terzake van het algemeen economisch en monetair
beleid. In het laatste geval zal het overwicht bij de regering
moeten liggen; de liquiditeitsbepaling echter in verband met