8269
komen niet alleen nu maar ook in de toekomst van voldoende
geldmiddelen bij onze boerenleenbanken. De stijging van
de kapitaalrente, die zich in de laatste maanden zo scherp
heeft afgetekend, duidt op een groeiend kapitaalgebrek
voor de financiering van allerlei projecten, met als gevolg,
dat erop moet worden gerekend, dat wel eens een strijd
over de aantrekking van de in het bedrijfsleven en in de
private huishoudingen maar matig vrijkomende z.g. overtol
lige middelen, die in aanmerking komen bij spaarinstellingen
te worden belegd, zou kunnen ontstaan. Reeds is dit proces
enigszins op gang en wij hebben ons daarvan bewust ge
toond door de rente voor halfjaars en jaardeposito's te ver
hogen alsmede over te gaan tot de invoering van nieuwe
spaarvormen, waarop een rente van 3 en 334°/° wordt ver
goed. Daarmede hebben wij als organisatie aanzienlijke ren
telasten op ons genomen, die slechts uit een hogere debet
rente kunnen worden gefinancierd.
Nu kan de opmerking werden gemaakt, dat veel van het
hiervoor vermelde in het bijzonder voor de Centrale Bank
geldt en in mindere mate voor de boerenleenbanken. Deze
laatsten hebben immers de geheel voor eigen rekening ko
mende rentelasten niet gelijktijdig met de jongste verhoging
van de debetrentetarieven zien stijgen. Nu mag echter niet
over het hoofd worden gezien, dat de rentelasten van de
boerenleenbanken de laatste jaren voortdurend toenamen
alnaargelang het geblokkeerde geld afvloeide en in feite
hoog rentende vrije spaargelden daarvoor in de plaats kwa
men, waarvoor de rentevergoeding in het begin van het jaar
werd verhoogd tot 2.40%. Een aantal boerenleenbanken
hebben echter deze ontwikkeling niet geheel kunnen mee
maken en waren in verband met hun rentabiliteitspositie niet
in staat verder te gaan dan 2,30%. Echter moeten wij wat
betreft de rentevergoeding voor dadelijk opvraagbare spaar
gelden aan de toekomst denken en ons realiseren, dat de
Rijkspostspaarbank en de bijzondere spaarbanken veel ge
makkelijker zo nodig met een verdere noodzakelijke verho
ging van de spaarrente mee kunnen. Indien het zover mocht
komen, dat de spaarrente andermaal wordt verhoogd en
daarmede hebben we ernstig rekening te houden dan
staat het voor ons vast, dat de boerenleenbanken in het