8268 thecaire geldleningen 4% tof 5% bedongen, terwijl thans ook de levensverzekeringmijen en de pensioenfondsen, die aanvankelijk de renteverhoging maar kalm aan volgden, over de gehele lijn ertoe zijn overgegaan de rente voor hy pothecaire geldleningen tenminste op 4^2% of hoger vast te stellen. Nu ligt de opmerking voor de hand, dat de coöperatieve organisatie van onze boerenleenbanken zodanig is, dat wij niet steeds de renteverhoging elders behoeven te volgen. Zelfs kan worden opgemerkt, dat het coöperatieve land- bouwcredief juist is opgezet om de land- en tuinbouw van een stabiel en goedkoop crediet te voorzien en dat derhalve van meetaf bij de oprichting van boerenleenbanken de be doeling heeft voorgezeten om binnen eigen kring de debet- rente voor credieten en voorschotten en de creditrente, die voor de ingelegde gelden wordt vergoed, in een passend verband te brengen. Een juiste verhouding tussen debet- en creditrente kan geacht worden aanwezig te zijn, indien de rentabiliteit van de boerenleenbank d.w.z. het kunnen voort bestaan van de boerenleenbank, waarvoor het nodig is, dat steeds met een matige winst wordt gewerkt, die als reserve kan worden opzij gelegd ter versteviging van de uitbrei dingsmogelijkheden van de boerenleenbank, behoorlijk ge waarborgd is. Wij zijn dan ook na de laatste aanbeveling inzake renteverhoging bij de boerenleenbanken wel de op merking tegengekomen, dat de rentabiliteit nog voldoende was en dat derhalve niet tot renteverhoging behoefde te wor den overgegaan. Hoe afdoende deze opmerking ook moge schijnen, toch is daarmede hef vraagstuk van het rentebeleid niet opgelost. Wij moeten nog verder kijken en vooral de toekomst in en dan blijkt, dat er nog heel wat meer om de hoek komt kijken bij de bepaling van het rentebeleid dan alleen de ogenblikkelijke rentabiliteit. Daarbij zouden wij thans nog even stil willen blijven staan om de aandacht te vestigen op enige aspecten, die mede van beslissende in vloed zijn, als het erom gaat de in onze boerenleenbank- organisatie meest strategische positie te bepalen en wel die van de hoogte der verschillende rente-tarieven. Allereerst denken wij dan uiteraard aan het beschikbaar

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 6