8274
legd. Hieraan zijn, indien wij ons niet vergissen, voor de fi
nanciering van land- en tuinbouw verstrekkende consequen
ties verbonden. Voor de oorlog, althans in de jaren 30 en
volgende, kon het coöperatieve landbouwcrediet gemakke
lijk aan de haar gestelde financieringsaanvragen voldoen,
mits slechts de te verstrekken leningen behoorlijk gesecu-
reerd waren. Wij leefden toen in een tijd, dat veel kapitaal
ons land binnenstroomde en mede als gevolg daarvan ook
van buiten de landbouw veel geld in land- en tuinbouw be
legging zocht. Wij behoeven hierbij maar te denken aan het
door notarissen van particulieren aangeboden geld voor hy
pothecaire belegging in land- en tuinbouw en voorts aan de
vele be'eggingshypotheken in land- en tuinbouw van pen
sioenfondsen en levensverzekeringmijen. Aan dit geldaan-
bod schijnt practisch een einde gekomen. De kapitaalvor
ming bij part'culieren wordt door de hoge belastingen be
moeilijkt, terwijl hef geld der sociale fondsen buiten land
en tuinbouw wordt gedirgeerd. De evengenoemde bedrijfs
takken zullen derhalve veel meer dan voorheen op hef coö
peratieve landbouwcrediet zijn aangewezen, ten bewijze
waarvan kan worden gewezen op de portefeuille der hypo
thecaire uitleningen, die bij onze boerenleenbanken een
veel sferkere groei f§ zien geeft dan op grond van vooroor
logse ervaringen mocht worden verwacht. Is hef coöpera
tieve landbouwcrediet wal betreft het beschikbaar komen van
financieringsmidde'en goeddeels aangewezen op de kapi
taalvorming in land- en tuinbouw, dan mag daarbij n>et uit
hef oog worden verloren, dat de mogelijkheden daartoe,
behalve door de fiscus, worden afgeroomd door de op het
bedrijf drukkende sociale lasten, in verband waarmede met
name dient te worden genoemd het Bedrijfspensioenfonds
voor de landbouw, daf jaarlijks ongeveer 15 millioen aan
land- en tuinbouw onttrekt, die tof heden nauwelijks of niet
voor financieringsdoeleinden in land- en tuinbouw zijn aan
gewend.
Ook op het stuk van hef fer beschikking komen van finan-
cieringsgeld voor land- en tuinbouw mogen wij wellicht
van structurele veranderingen spreken bij vergelijking met
vooroorlogse omstandigheden, waarmede wij uiteraard bij
de bepaling van het rentebeleid evenzeer hebben rekening