8233 iies opvattingen huldigt, die parallel lopen met die met de bedrijfsorganisaties der banken. Deze hebben n.l. allen het pleit ervoor gevoerd om de blijvende reglementeringsmoge lijkheid te beperken tot solvabiliteit- en liquiditeitsbelangen van het bankwezen en de reglementering uit algemeen eco nomische en monetaire gezichtshoek van beperkte duur te maken. Daarbij hebben deze organisaties het royale gebaar gemaakt, om de Regering met het oog op de bijzonder moei lijke financiële positie van het land, de meest ruime bevoegd heden te willen toekennen ook ten aanzien van aan de cre- dietverlening op te leggen beperkingen, mits deze thans niet als blijvende wettelijke bevoegdheden worden vastge legd. Daarbij zit de gedachte voor, dat tot rustiger tijden moet worden uitgesteld de bespreking van het vraagstuk over welke aanvullende bevoegdheden De Nederlandsche Bank eventueel blijvend zou dienen te beschikken naast de bevoegdheden, die De Nederlandsche Bank heeft, zoals be voegdheden inzake disconto-politiek en open-markfpolitiek, die in de Bankwet 1948 zijn neergelegd. Hierbij kan nog wor den opgemerkt, dat telkens toen het erom ging om vast te stellen in hoeverre de bevoegdheden van De Nederlandsche Bank dienen te worden aangepast aan de inzichten van de moderne economische wetenschap en aan de eisen van de praktijk, een Commissie van onderzoek daarmede werd be last. Hef valt niet in te zien, dat thans met overijling het wet telijke raam van een blijvend instrumentarium van crediet- rantsoeneringspolitiek zou kunnen of zou moeten worden ge trokken. Met een wettelijk geregelde noodvoorziening kan de Kabinefspolitiek inzake de voorkeur voor monetaire con troles boven physieke controles worden veilig gesteld. Ver volgens kan de ontwikkeling worden afgewacht en midde lerwijl de studie worden voortgezet over de noodzaak van een blijvend instrumentarium van credietrantsoeneringspoli- tiek en over de daaraan te geven inhoud. De door artikel 17 van de Bankwet 1948 gevraagde wettelijke begrenzing van het door De Nederlandsche Bank uit te geven geld is nog steeds niet aan de orde geweest. Klaarblijkelijk is de met dit onderzoek belaste Commissie nog niet eruit gekomen. Een Commissie, die tot opdracht zou krijgen om het wette lijke raam voor te bereiden voor een begrenzing van het door de bank middels crediefverlening te creëeren geld, zou

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 23