8230 treffende organen, doch bepaalf, dat het toezicht op de landbouwcrediefbanken enz., voor zover dit toezicht strekt in het belang van de solvabiliteit en de liquiditeit der desbe treffende geregistreerde credietinstellingen, geheel of ten dele zal worden uitgeoefend door andere organen dan De Nederlandsche Bank, met dien verstande, dat deze bij de vervulling van hun taak hebben te handelen naar de aanwij zingen van De Nederlandsche Bank. Het komt ons nuttig voor wat dieper in te gaan op de con structie van het gewijzigde artikel 9. Luidde de aanhef daar van aanvankelijk:: ,,De Nederlandsche Bank houdt toezicht op de geregistreerde credietinstellingen", thans is daaraan toegevoegd:: ,,in het belang van de solvabiliteit en de liqui diteit der geregistreerde credietinstellingen en ter uitvoering van de taak haar in artikel 9, eerste lid van de bankwet 1948 opgelegd". Daarin is aan De Nederlandsche Bank de wette lijke taak toegekend om de waarde van de Nederlandse geldeenheid te reguleren op zodanige wijze, als voor 's lands welvaart het meest dienstig is, en daarbij die waarde zoveel mogelijk te stabiliseren. In het nieuwe tweede lid van artikel 9 wordt vervolgens de mogelijkheid geopend, dat het wet telijk toezicht van De Nederlandsche Bank, voorzover dit toe zicht strekt in het belang van de solvabiliteit en de liquiditeit der geregistreerde credietinstellingen, geheel of ten dele zal worden uitgeoefend door ander organen dan de bank. Wij vragen ons echter af, of de onderscheidingen, die thans in het nieuwe artikel 9 zijn terecht gekomen, daar wel op de juiste plaats staan. Met het door de Commissie herziene wets ontwerp, zouden wij artikel 9 veeleer willen zien als de in leiding van het technisch toezicht, dat in de daarop volgende artikelen wordt geregeld en dat betrekking heeft op het in winnen van inlichtingen bij de geregistreerde credietinstel lingen, op de indiening van periodieke staten, op de indie ning van balansen en verlies- en winstrekeningen, die even tueel van een accountantsverklaring dienen te zijn voorzien en op de mogelijkheid om aanwijzingen te kunnen geven ten aanzien van het door een individuele credietinstelling te voeren beleid. Bij dit technisch toezicht is naar onze be scheiden mening geen onderscheid nodig en mogelijk voor wat betreft de strekking daarvan, nl. of dit gericht is hetzij

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 20