8229 Nederlandsche Bank bestaat bij ons in dit opzicht niet de geringste twijfel. Bedoelingen zijn evenwel nog iets anders dan juridische mogelijkheden en deze zagen wij gaarne in de wet zelve buiten twijfel gesteld, zoals ook in de overeen komstige Belgische wetgeving is geschied. Voor de uitspraak van bedoelingen in onze geest erkentelijk zijnde, menen wij derhalve te moeten blijven aandringen op een wettelijke voorziening inzake de juridische mogelijkheid tot collectieve opneming van Centrale Bank en boerenleenbanken dan wel van boerenleenbanken alleen in de eventuele door De Ne derlandsche Bank uit te vaardigen bedrijfsvoorschriften. De rechtspositie van de organen van toezicht. Reeds in artikel 9 van het oorspronkelijke ontwerp was de mogelijkheid geopend, dat de uitoefening van het toezicht, zoals b.v. op de boerenleenbanken, zou kunnen worden op gedragen aan andere organen dan De Nederlandsche Bank, waarbij uiteraard gedacht was aan de beide Centrale Banken. Tegen de desbetreffende regeling van het aanvankelijk wets ontwerp was onzerzijds het bezwaar gericht, dat de eigen rechtspositie van de organen aan wie dit toezicht zou kun nen worden opgedragen, onvoldoende tot uitdrukking kwam. Deze organen zouden slechts als gedelegeerden van De Nederlandsche Bank kunnen optreden. Ook zouden zij op geen enkele wijze in beroep kunnen gaan tegen aanwijzin gen van De Nederlandsche Bank. Dienaangaande nu wordt in de Memorie van Antwoord opgemerkt, dat niet zover kan worden gegaan, dat overeenkomstig de desbetreffende voor stellen het toezicht, ook in zoverre dit uitsluitend bedrijfs economisch zou zijn gerichf, zou kunnen worden „overge laten" aan de desbetreffende organen. Wel is de Minister be reid gebleken, aldus de Memorie van Antwoord, in deze zover mogelijk tegemoet te komen. Inderdaad kan zover mogelijk worden gegaan, aldus de Memorie, met aan die or ganen, die daartoe bereid en in staat zijn, het bedrijfs-econo- misch toezicht geheel of ten dele over te dragen. Het alge meen economisch en monetair toezicht behoort uiteraard aan De Nederlandsche Bank te blijven, aldus de Memorie. In overeenstemming met het voorgaande spreekt artikel 9 nu niet meer van een opdracht van dit toezicht aan de desbe-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 19