8225
wordt door de Minister afgewezen. De argumentering daar
van laat echter ruimte voor twijfel. De registratie van de
credietinstellingen, aldus de Memorie van Antwoord, dient
formeel vast te stellen welke instellingen onder het toe
zicht vallen en is in zoverre van belang voor het publiek,
dat met het bankwezen zaken doet. Voor onze boeren
leenbanken zou echter hetzelfde doel kunnen worden be
reikt zonder de verplichte regisfratie en wel door het voor
schrift, dat het z.g. ledenregister van de Centrale Bank,
waarin alle aangesloten boerenleenbanken staan ingeschre
ven, voor het publiek ter kennisneming zou dienen te worden
opengesteld.
Inmiddels is de Minister wel enigszins tegemoet gekomen
aan onze bezwaren tegen de organisatie van de verplichte
registratie. Of daarmede materieel aan alle bezwaren is te
gemoet gekomen, zoals de Memorie van Antwoord zich uit
drukt, moeten wij echter in twijfel trekken. Wel is thans krach
tens nota van wijzigingen uitdrukkelijk bepaald, dat aanmel
ding van registratie kan geschieden bij het orgaan, hetwelk
door De Nederlandsche Bank belast is met het houden van
de afdeling of onder-afdeling van het register, waarin de
credietinstelling meent te moeten worden ingeschreven. On
ze boerenleenbanken zullen zich derhalve niet meer behoe
ven te wenden tot De Nederlandsche Bank, doch kunnen
zich voor registratie richten tot de eigen Centrale Bank.
Nochtans moeten wij het er voor houden, dat de beslissing
over de al of niet inschrijving in laatste instantie bij De Ne
derlandsche Bank blijft berusten, hoezeer wederom het or
gaan „namens De Nederlandsche Bank" bericht geeft van de
inschrijving of van een doorhaling van inschrijving in het
register. Hiermede blijft het essentiële bezwaar bestaan, dat
een jaar en dag bestaande boerenleenbank door De Neder
landsche Bank zou kunnen worden geweigerd voor de in
schrijving. Wij twijfelen niet eraan, dat zulks voor een bij
een der Centrale Banken aangesloten boerenleenbank niet
spoedig het geval zal zijn. Toch hadden wij de constructie
liever zo gezien, dat de inschrijving in het ledenregister van
de Centrale Bank beslissend zou zijn voor de erkenning van
een boerenleenbank als landbouwcredietbank in de zin van
de wet en dat derhalve de registratie bij De Nederlandsche