8223 zal verheugen, dat zulks uiteindelijk kan worden bereikt door een verdergaande toepassing van het coöperatiebeginsel in onze organisatie en vertrouwen, dat zal blijken, dat in deze geen vergeefs beroep op de onderlinge solidariteit der boe renleenbanken is gedaan. HET WETSONTWERP TOEZICHT OP HET CREDIETWEZEN. Dit wetsontwerp komt opnieuw onze aandacht vragen. Later dan wij hadden verwacht, verscheen de Memorie van Antwoord; evenwel met een zo rijke inhoud, dat wij de ver traging goed kunnen begrijpen. Inmiddels kwam ook uit het rapport van de door het Centrum voor Staatkundige Vor ming ingestelde Commissie, waarin ook onze Directie zit ting had. Aan dit rapport is een geamendeerd wetsontwerp toegevoegd. Sinds de laatste publicatie in onze „Maandelijkse Mede delingen" bleef het voor onze Centrale Bank niet bij het verschijnen van bedoelde stukken. Zoals ook uit de Memorie van Antwoord blijkt, vond middelerwijl overleg plaats tussen de Minister van Financiën en vertegenwoordigers van de organisaties van credietinstellingen. In dat overleg was ook onze Centrale Bank betrokken, evenals onze zusterinstelling te Utrecht. In de Memorie van Antwoord wordt uitvoerig bij dit overleg stilgestaan en wordt geconcludeerd, dat het niet geheel bevredigend is geweest, omdat de vertegen woordigers van de betrokken groepen credietinstellingen zich niet op het standpunt van de Minister hebben kunnen stellen voor wat betreft de aanvaarding van blijvende wet telijke bevoegdheden van De Nederlandsche Bank tot re gulering van het crediefwezen middels bedrijfsvoorschriften. Zonder resultaat is nochtans dit overleg niet geweest, evenmin als de vele inhoudsvolle geschriften, die terzake van het wetsontwerp aan de Tweede Kamer van de Staten Generaal waren toegezonden. De Memorie van Antwoord gaat immers vergezeld van een nota van wijzigingen en deze zijn zodanig, dat metterdaad gedeeltelijk in geuite be-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 13