8182 van de credietverlening, aldus het Voorlopig Verslag op de aangehaalde plaats, welke met ingang van 1 Januari j.l. is in gevoerd, schijnen zich reeds bezwaren te hebben voorge daan met betrekking tot de bevrediging van de behoefte aan normaal crediet, met name uit de kringen van de deskun digen op het gebied van het landbouwcredief is daarvoor de aandacht gevraagd, aldus het Voorlopige Verslag. Van de zijde van de voorstanders van het wetsontwerp werd echter erop gewezen, dat de dreigende inflatoire gevaren niet zou den komen van de kant van de Schatkist, doch van de zijde van hef bedrijfsleven, dat een beroep doet op nieuw crediet of op oude liquiditeiten. Hierbij wordt de gedachtegang ge volgd, dat het eigenlijk onjuist zou zijn van de credietinstel- lingen, dat zij ter bevrediging van in het bedrijfsleven opko mende credietbehoeften z.g. „oude liquiditeiten" afstoten. Hieronder verstaat men de aan deze instellingen toevertrouw de middelen, die voorshands in dadelijk realiseerbare vorm zijn aangehouden. Dat deze middelen evenwel tijdelijk bij de Rijks- of gemeentelijke overheden zijn terecht gekomen, mag o.i. echter niet betekenen, dat de desbetreffende overheden nu ook blijvend hun recht op de beschikking over deze midde len kunnen doen gelden. Indien het particuliere crediefwezen nu deze middelen aan haar eigenlijke bestemming wil doen ten goede komen, zoals in het landbouwcrediet door deze te bestemmen voor crediet- en voorschotverlening aan het landbouwbedrijfsleven, dan kan toch niet worden gesteld, dat de schuld ligt bij het particuliere bedrijfsleven, indien tegen deze omzetting monetaire bezwaren rijzen. Veeleer ligt dan de schuld bij de financieringspolitiek van de overheid, die de op korte termijn aangegane schuld een langdurige be stemming heeft gegeven. Ongetwijfeld zal dit punt ons in de toekomst nog verder moeten bezighouden, want het hier bedoelde standpunt kan uiteraard een ernstig bezwaar gaan betekenen voor de financieringsmogelijkheden in het land bouwcrediet. In een afzonderlijk hoofdstuk wordt vervolgens de organi satie van het toezicht op de liquiditeit en solvabiliteit der credietinstellngen besproken. Uit welke hoek de wind waait, is nauwelijks een vraag, indien men de volgende passage te genkomt:

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 8