8189
landse producten naar Duitsland sterk werd ingekrompen;
de Nederlandse import uit West-Duitsland werd niet beperkt.
Deze ontwikkeling blijkt duidelijk uit de volgende cijters be
treffende de handel fussen Nederland en West-Duitsland (in
mill. guldens).
Mrt. 1950 Mrt. 1951 April 1950 April 1951
Ned. uitvoer naar
West-Duitsland 86,2 72,3 75,6 48,7
W.D. uitvoer naar
Nederland 68,8 111 90,7 102,4
Gevreesd moest worden, dat daardoor de Nederlandse po
sitie dermate ongunstig zou worden, dat ook ons land spoe
dig genoodzaakt zou zijn de invoer vanuit de Marshall-lan
den aanmerkelijk te beperken. En dit zou wel eens het einde
kunnen inluiden van de Europese Betalings-Unie. Toen de
deviezenpositie van Duitsland weldra wat gunstiger werd en
het mogelijk bleek weer nieuwe invoervergunningen uit te
geven, werd dan ook in Parijs besloten, dat een flink gedeel
te van het beschikbare deviezenbedrag door Duitsland
besteed moest worden voor de invoer vanuit Neder
land. Voor April bedroeg dit 40 millioen en voor Mei
ruim 54 millioen. Ongeveer 70°/o hiervan werd bestemd
voor producten van onze land- en tuinbouw, zoals groenten,
fruit, eieren en kaas. Daardoor waren de allerergste moeilijk
heden voor verschillende onzer agrarische producten voor
komen. Gelukkig maar, want van een toegezegde extra-in
voer van zwakke Nederlandse producten door landen als En
geland en Frankrijk, is niets of weinig terecht gekomen.
Frankrijk voelde toen weinig voor een dergelijke ruimere im
port en Engeland alleen dan, wanneer deze tegen zeer lage
prijzen kon geschieden (eieren).
Geleidelijk is de positie van West-Duitsland verbeterd als
gevolg van deze importbeperking, een vergroting van de
uitvoer, de daling van de grondstoffenprijzen, enz., zodat
vanaf 1 Juni de Duitse invoer uit de Marshall-landen weer
aanmerkelijk verruimd kon worden, en wel tot een totaalbe
drag van minstens 650 millioen per maand. Na wekenlange
besprekingen is door de Marshall-organisatie beslist, dat bij
de verdeling van het beschikbare deviezen-quantum rekening