8159
ring in verband met een meer doelmatige beweiding, de ver
bouw van kapitaalintensieve gewassen (b.v. aardappelen), de
aanschaffing van aardappelstomers, de bouw van silo's, mest-
plaatsen en gierkelders, enz. Het is begrijpelijk, dat hiervoor
zeker bij de hoge prijzen van het ogenblik grote kapitalen
noodzakelijk zijn. In brochure no. 3 van de Landbouwvoor
lichting (het „groene" boekje) wordt hierop dan ook duide
lijk gewezen:
„Het is gebleken, dat de geldomloop van aardappelen
naar varkensvlees een veel langzamer kapitaalroulering
betekent dan de geldomloop van krachtvoer naar var
kensvlees. Wanneer men slechts bedenkt, dat de onkos
ten voor de aardappelverbouw in hoofdzaak reeds ge
maakt zijn in Mei, terwijl de oogst in September plaats
heeft en de vervoedering van die oogst tot Augustus van
het volgende jaar moet reiken en dan dus pas het laatste
gedeelte te gelde wordt gemaakt, dan is het duidelijk
dat inderdaad een belangrijke hoeveelheid kapitaal voor
een langere periode wordt vastgelegd.
Dezelfde redenering geldt wanneer wij zien naar de om
zetting van het gebruik van krachtvoer naar de productie
van eigen voer voor het rundvee. Deze productie van
eigen voer begint reeds in Mei, waarvoor de onkosten
(kunstmest) zelfs nog eerder zijn gemaakt. Het gewonnen
voer moet worden bewaard tot de winter en kan eerst
dan in melk worden omgezet. Daarentegen kan de aa-n-
koop van krachtvoer plaats hebben in de winter en vrij
wel op dezelfde tijd in melk worden omgezet. Ook hier
zien wij dus een langzamer roulering van het bedrijfs
kapitaal.
Hef komt eigenlijk er op neer, dat het bedrag, dat men
minder besteedt aan krachtvoer, nu als investeringskapi
taal in de bedrijven zit. Terwijl men het dus anders ieder
jaar uitgaf, zit het thans als regelmatig langzaam roule
rend kapitaal in de bedrijven. Dit bedrag zou te stellen
zijn op circa 200 millioen gulden dat thans als aanloop
investering aanwezig moet zijn" 2).
2) De mogelijkheden van de veevoedervoorziening in eigen land
(1948), pag. 15-16.