8153
de aangesloten boerenleenbanken geen nivellerende uitwer
king meer hebben. Alsdan treedt weer in volle scherpte naar
voren de willekeurigheid van de gekozen peildatum van
30 September 1950. De banken, die toevallig op die datum
in de top van hun credietgeving zaten, kunnen ook in de
toekomst hun seizoenstinanciering goeddeels met eigen mid
delen blijven verrichten. Andere banken evenwel, zoals de
tuindersbanken, voor wie de seizoensfinanciering in het voor
jaar ligt, zijn sterk in het nadeel, omdat voor deze banken
30 September 1950 juist het dieptepunt vertoont van de cre
dietgeving. Deze banken zullen derhalve verplicht zijn prac-
tisch de gehele seizoensfinanciering op te nemen bij De Ne-
derlandsche Bank. Voor dit gebrek in de crediefbeperkings-
regeling zien wij maar één oplossing en wel deze, dat voor
alle banken als uitgangspunt komt te gelden het hoogste
debetsaldo van het jaar 1950. Nu de algemene ontwikkeling
sinds 1950 een stijging van het prijsniveau heeft meegebracht,
die een overeenkomstige stijging van de credietbehoeften
tot gevolg had en derhalve de bedrijvigheid zich op een
algemeen hoger geldelijk niveau afspeelt, kan dunkt ons in
redelijkheid geen bezwaar worden gemaakt om voor de toe
passing van de credietbeperkingsregeling het hoogste debet
saldo van 1950 als uitgangspunt te nemen.
Reeds meer dan eens hebben wij over de hogere kwets
baarheid van de boerenleenbanken gesproken, indien de
toepassing van bijzondere maatregelen, zoals de credietbe
perkingsregeling, aan de orde was. Deze hogere kwetsbaar
heid hangt goeddeels samen met de tweeledige functie
van de boerenleenbank, enerzijds als credietbank, opereren
de als een handelsbank, en anderzijds als spaarbank, in welke
functie de boerenleenbank onder de beleggingsinstellingen
kan worden gerangschikt. In laatstgenoemde functie neemt
zij ook deel aan het kapitaalmarktverkeer, doch met alle
risico's van dien, zoals die van de ontwikkeling van de kapi
taalrente, die voor spaar- en boerenleenbanken een zo na
delige ontwikkeling heeft te zien gegeven. Zulks brengt
mede, dat bij de opstelling van dirigerende bepalingen ten
aanzien van het boerenleenbankwezen steeds goed zal moe
ten worden rekening gehouden met deze dubbele functie.
Indien het kapitaalmarktverkeer geregeld wordt, worden de