8151 voor de boerenleenbanken heeft men niet van een liquidi- feitspercentage willen uitgaan, omdat alsdan, zo werd ge steld, de liquiditeiten van de boerenleenbanken en de liqui diteiten van de Centrale Bank dubbel zouden worden ge nomen. Om deze reden zou men bij de toepassing van de credietbeperkingsregeling hebben moeten uitgaan van de collectiviteit van boerenleenbanken en Centrale Bank. Zulks was echter wederom niet mogelijk, omdat de juridische grondslag (de verplichte inlevering van de boerenleenbank maandstaat) daarvoor ontbrak. Voor de boerenleenbanken is toen de bepaling opgenomen, dat zij tenminste 10°/o van de toevertrouwde creditgelden voor credietgeving, dit is der halve voor uitzetting in debetsaldi, zouden mogen gebruiken, alvorens zij tot credietopneming bij De Nederlandsche Bank zouden behoeven over te gaan. Ook dit criterium wordt op de Boerenleenbanken individueel toegepast. Het gevolg daarvan is, dat wederom buiten beschouwing blijft, dat een aantal boerenleenbanken eventueel nog lang niet met hun credietgeving in de vorm van debetsaldi toe zijn aan 10°/o van de toevertrouwde creditgelden, terwijl anderen deze grens hebben overschreden. Ook hier stelt de individuele toepassing van de 10°/o regeling op de boerenleenbanken, deze laatsten in het nadeel tegenover de handelsbanken. Ook de boerenleenbanken hebben o.i. recht erop, dat indi viduele toepassing van de credietbeperkingsregeling op de boerenleenbanken wordt gecorrigeerd door een berekening, die uitgaat van de collectiviteit van aangesloten boerenleen banken, zodat de collectiviteit nooit meer zal behoeven op te nemen dan voortvloeit uit een collectieve toepassing van algemene vergunning 40 D op de gezamenlijke boerenleen banken. Door hun aansluiting bij een Centrale Bank hebben nu eenmaal de plaatselijke boerenleenbanken zich zelve de economische sterkte verschaft, die voortvloeit uit de samen werking in de Centrale Bank, die economisch kan worden gelijk gesteld met de financiële krachtvorming in een han delsbankorganisatie gebaseerd op filialen. Al mogen juridisch en organisatorisch de verhoudingen anders liggen, financiëel- economisch ontleent iedere plaatselijke boerenleenbank haar kracht aan de financiële positie van het geheel. De toepassing van de credietbeperkingsregeling zou derhalve zo moeten zijn, dat, zolang het geheel van de boerenleenbanken nog

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 17