8150
Wij doen wellicht goed het vorenstaande met een enkel
voorbeeld te verduidelijken. Stel eens, dat het totaal bedrag
der uitstaande debetsaldi bij alle aangesloten boerenleenban
ken per 30 September 1950 ruim 40 millioen bedroeg; als
dan zouden bij een collectieve toepassing van de credietbe-
perkingsregeling op de aangesloten boerenleenbanken, de
debetsaldi volgens het hiervoor onder a. genoemd criterium
mogen stijgen met een bedrag van 2 millioen. Stel nu
voorts, dat bij een honderdtal boerenleenbanken de debet
saldi gezamenlijk stijgen met een bedrag van 3 millioen,
terwijl bij andere aangesloten boerenleenbanken de debet
saldi teruglopen met een bedrag van 1 millioen. Indien
de credietbeperkingsregeling zou worden toegepast, zoals
zulks in het handelsbankwezen het geval is, dan zou de col
lectiviteit der boerenleenbanken geen crediet behoeven op
te nemen bij De Nederlandsche Bank, omdat de stijging van
het totaal niet meer zou belopen dan 2 millioen. Zoals
de credietbeperkingsregeling thans evenwel voor de aange
sloten boerenleenbanken geldt, moeten 100 boerenleenban
ken samen voor 1.000.000,crediet opnemen bij De Ne
derlandsche Bank en blijft buiten beschouwing het feit, dat
bij de andere boerenleenbanken een teruggang der debet
saldi met 1 millioen viel te constateren. Voor de toepassing
van het onder c. genoemde criterium geldt het zelfde. Bij de
opneming van dat criterium is men ervan uitgegaan, dat de
banken, die zich in het verleden in de credietgeving het
meest beperkt hadden niet de dupe mochten worden van de
credietbeperkingsregeling. Zulks zou echter het geval zijn
geweest, indien slechts 5% van de per 30 September 1950
uitstaande debetsaldi voor credietgeving zou zijn vrijgege
ven: hoe hoger dit laatste bedrag immers is, des te meer
vrije credietruimte heeft de desbetreftende bank ter beschik
king. Daarom is terecht de bepaling gemaakt, dat tenminste
10°/o van de toevertrouwde creditgelden in debetsaldi zou
den mogen worden omgezet. Eenzelfde bepaling geldt ook
voor de handelsbanken, die haar liquiditeitspercentage, dit is
de in procenten uitgedrukte verhouding van de op korte ter
mijn te realiseren activa tot het totaal van de creditsaldi,
door credietgeving met 10% mogen verminderen. Daarbij
mogen zij gaan tot een liquiditeitspercentage van tenminste
90%. Bij de opstelling van de credietbeperkingsregeling