8146
van de bedoelde bevoegdheden uit algemeen economisch
en monetair standpunt noodzakelijk maakt.
Ook voor land- en tuinbouw staan met het in het wetsont
werp geprojecteerde toezicht op het credietwezen grote be
langen op het spel. Wellicht heeft deze sector van het be
drijfsleven van de reglementering van het credietwezen nog
het meest te vrezen, omdat de breideling van het crediet aan
het particuliere bedrijfsleven veelal wordt geëffectueerd door
een direct of indirect gedwongen verhoging van de rente,
waarvoor, zoals in het request van de beide Centrale Banken
wordt opgemerkt, land- en tuinbouw het meest gevoelig zijn.
In dit licht bezien zou, nadat bij een nadere wet zou zijn ver
klaard, dat de bijzondere economische toestand van het land
dergelijke voorschriften onontkoombaar maken, voor land
en tuinbouw een z.g. quantitatief controle-voorschrift, waarbij
wordt vastgelegd welk deel van de middelen der banken
voor overheidsfinanciering dient te worden bestemd, mits
zulks in matigheid geschiedt, wellicht nog het minst schadelijk
zijn. De crediefgeving aan land- en tuinbouw zou dan overi
gens kunnen plaats vinden overeenkomstig de gebruikelijke
normen van het coöperatief landbouwcrediet. Wel dient als
dan te worden gewaarborgd, dat de reservering van gelden
voor de overheid niet tot gevolg heeft een eenzijdige be
paling van de rentecondities, die aan de overheid mogen
worden berekend, waarvan immers een zodanig ruim gebruik
zou kunnen worden gemaakt, dat het bedrijfsleven het loodje
zou moeten leggen teneinde de rentabiliteit van het crediet-
gevend apparaat c.q. van de boerenleenbanken, alsmede een
passende rentevergoeding over de toevertrouwde gelden
niet in gevaar te brengen. De in de na-oorlogse jaren toege
paste goedkoop-geld politiek heeft op dit punt de spaar- en
boerenleenbanken wel erg duur leergeld doen betalen.
Hiermede komen wij bij een punt, dat tot nu toe in de dis
cussies rondom het wetsontwerp toezicht op het credietwezen
op de achtergrond is gebleven. Wij bedoelen dit, dat aan dit
wetsontwerp wellicht de vrees ten grondslag ligt, dat op de