8075 Uw aandacht te vragen voor een tweetal passages uit het jaarverslag, die mij van bijzonder belang toeschijnen. Vooreerst het gedeelte van het verslag, waarin het Bestuur wijst op de aanzienlijke stijging van de bedrijfscredieten ver leend aan de aan- en verkoopverenigingen en aan de boe renbonden, die zelf het aan- en verkoopbedrijf uitoefenen. „Deze financiering" zegt het verslag mijns inziens zeer te recht, „zal echter slechts dan voor verdere verhoging in aan merking kunnen komen, indien ook de aansprakelijkheids basis dezer verenigingen wordt vergroot dan wel gedeelte lijk in de eigen financiering wordt voorzien. Zulks wordt door de economische instellingen van land- en tuinbouw nog altijd niet voldoende ingezien, alhoewel ook de kentering in het financieel getij, waarbij crediet duurder en moeilijker te ver krijgen wordt, daartoe noopt". Uit de bijlagen van het jaarverslag heeft U gezien, dat de diverse debiteuren, hetgeen practisch alleen zijn de coöpe raties voor aan- en verkoop van meststoffen en voederarti kelen, de veilingen, zuivelfabrieken, slachterijen, suikerfa brieken en andere economische instellingen van de georga niseerde land- en tuinbouw, van ruim 17 millioen in 1946 zijn gestegen tot ruim 60 millioen in 1950. Wij mogen er ons zeker over verheugen, dat onze Centrale Bank in staat is in zo belangrijke mate steun te verlenen aan deze voor onze boeren- en tuindersstand zo buitengewoon nuttige en in de tegenwoordige tijd onmisbare instellingen. Maar de leiders van ons landbouwcrediet zullen er zich steeds levendig van bewust moeten blijven, dat deze financiering zeer bijzondere zorg vereist met het oog op het altijd enigszins commerciële karakter van die instellingen, waardoor wel het bedingen van een hogere rente gerechtvaardigd is dan van een gewone belegging kan worden gevraagd, doch die dan ook grotere risico's meebrengt. En vooral zullen wij nooit uit het oog mogen verliezen, dat tenslotte deze zijde van het landbouw crediet in wezen toch van bijkomstige aard is en nooit aan leiding mag worden om de primaire taak van dat crediet te verwaarlozen, die hierin bestaat, dat aan landbouwers en tuinders op zo voordelig mogelijke voorwaarden gelden voor hun bedrijf worden verstrekf en dat de ons toevertrouw de spaarpenningen veilig worden belegd en te allen tijde op de eerste aanvrage kunnen terugbetaald worden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 9