8088 treffende wijze fof uitdrukking hebben zien gebracht dan nu is geschied met de algemene credietbeperkingsmaatregelen waarbij, indien ik het zo eens goed bedoeld mag zeggen de goeden met de kwaden lijden. Bij die bepaalde symp tomen, die ik zo juist op het oog had, denk ik in de eerste plaats aan die boerenleenbanken, die ruim veel geld in uit zettingen op lange termijn hebben vastgelegd en thans voor de gebruikelijke seizoensfinanciering zelf geen voldoende middelen meer over hebben. Deze boerenleenbanken zullen niet eraan kunnen ontkomen om een gedeelte van haar be leggingsuitzettingen af te stoten, terwijl zij voorts voor ons 'n waarschuwing moeten zijn, dat wij met gestrengheid moe ten handhaven het voorschrift van artikel 8 van het Huishou delijk Reglement van de Centrale Bank, dat inhoudt, dat der gelijke beleggingsuitzettingen slechts zolang mogen worden gedaan als nog 1/3 van de bij de boerenleenbank ingelegde gelden bij de Centrale Bank in lopende rekening zijn gestort. Ook een ander punt baart ons wel zorgen, n.l. de financie- ring van de plaatselijke coöperaties; niet, dat wij niet ervan overtuigd zouden zijn, dat de plaatselijke economische instel lingen voor toenemende financieringsbehoeften staan, die volkomen reëel zijn in verband met een gezonde omzetstij ging en als gevolg van het oplopen van de prijzen; wel ech ter zijn wij van mening, dat in vele gevallen de financiële sfrucfuur van deze plaatselijke instellingen en in het bijzon der de kapitaals- of aansprakelijkheidsbasis te zwak moet worden geacht om de toenemende bedrijvigheid mede in verband met het sterk gestegen prijsniveau uitsluitend met crediet en voorschot van de boerenleenbank te kunnen finan cieren. Gelukkig vinden wij voor deze gedachte veel begrip niet alleen bij de beheerders van deze coöperaties, maar evenzeer bij de individuele boeren en tuinders, die goed begrijpen, dat bij een ontwikkeling, waarbij de gulden van vandaag niet meer is de gulden van gisteren, vanzelfspre kend meer eigen guldens in de eigen coöperatie moeten worden gestoken. Indien slechts hieraan wordt voldaan, zul len wij gaarne onze medewerking ertoe blijven verlenen, dat onze boerenleenbanken met haar credieten en voorschot ten zo goed mogelijk in de financieringsbehoeften van de plaatselijke instellingen voorzien. En laten de beheerders van deze instellingen zowel ter plaatse als bij de centrales, niet

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 22