8026 kunstzinnig in een new-look aangeklede nummer van de Mededelingen: ik dank U van ganser harte. Een diepgevoel de dank, die ik niet door veel woorden behoet te schragen. Het geschenk komt mij inderdaad goed te stade. Want Rust Roest heette terecht het krantje van de aan de ouderen wel bekende Deurnese Pastoor. En daar ik nog niet graag oud-roest word en ik maar éénmaal mijn drie Frankentalers kan krenten, mijn zes zwakstammige pyramiedjes niet hele maal kan wegsnoeien en het grasveldje van mijn stadstuintje niet geregeld aan het millimeteren kan blijven, terwijl het verder voor den mens niet goed is om alsmaar met het lezen en herlezen van „Regeringsverklaringen" en dergelijke op wekkende lectuur zijn tijd te doden, ben ik maar weer ondergedoken in het werk. Op mijn naambordje staat, dat ik adviseer in tinancieringsaangelegenheden en ik hoop in dit veelzijdige vak nog een poos fit te blijven, werkend in een kantooromgeving die mij doorlopend herinnert aan een prachtige tijd, aan prachtige instellingen van nauwelijks door henzelf voldoende besefte grootheid en bovenal: aan zo vele prachtmensen, die onopgemerkt door het leven gaan en op 's werelds levenszee voorbij varen als schepen in de nacht, maar voor wier menslievende prestaties ik in vollen eerbied de vlag strijk. VAN HUSSEN. DE JAARCiJSFERS VAN DE CENTRALE BANK EN VAN DE BOERENLEENBANKEN. Dank zij het onverdroten werk aan de afdeling Boekhou ding van de Centrale Bank kon met behulp van de gemecha niseerde apparatuur reeds in de loop van de maand Februari worden beschikt over de eindresultaten van de Centrale Bank. Inmiddels kon ook door de afdeling Statistiek en Bedrijfs organisatie van de boerenleenbanken op basis van de gege vens, die voor de maandstaat van De Nederlandsche Bank moeten worden ingeleverd, een overzicht van de ontwikke ling van de middelen bij de boerenleenbanken worden sa mengesteld. Vooruitlopend op ons jaarverslag, dat zeer bin nenkort kan worden verv/acht, kunnen wij over een en ander

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 4