8043
de geschiedenis van de tot standkoming van de wet nagaat,
dan ervaart men dat de Minister deze opvatting destijds ook
in het geheel niet heeft gekoesterd. De aanvullende bijdrage
uit het 5e lid van artikel 72 is gegroeid uit de bijdrage waar
over het 8e lid van artikel 71 van het oorspronkelijke wets
ontwerp spreekt. In de memorie van toelichting merkt de
Minister op, dat het in zijn voornemen ligt zulk een bijdrage
in ieder geval toe te kennen voor schade aan bedrijfsuitrus-
fing, geleden door bedrijven met een bedrijfsvermogen be
neden de 50.000,Als voordeel van deze bepaling
heeft de Minister genoemd het feit, dat deze bijdragen kon
den worden verleend, zonder dat vaststond dat het algemeen
belang hiermede was gediend. De toekenning van deze bij
dragen was immers niet gebonden aan de voorwaarde, waar
aan de verlening van een crediet volgens de wet is gebon
den, te weten, dat het algemeen belang hiermede wordt ge
diend.
Toen men de Minister verzocht zijn toezegging, dat voor
bedrijven met een bedrijfsvermogen van minder dan
50.000,een toeslag van maximaal 100% op de bijdrage
wegens bedrijfsuifrusting zou worden gegeven, in de wet te
verankeren, meende hij dat zulk een wettelijke bepaling voor
de getroffenen slechts nadelig kon zijn, omdat zij de moge
lijkheid uitsloot in bepaalde gevallen verder te gaan. De Mi
nister twijfelde er dus niet aan of hij zou de aanvullende bij
drage, zoals deze toen werd voorgesteld, steeds verlenen
voor de genoemde bedrijven, afgezien van het antwoord op
de vraag of ook een crediet zou kunnen worden verstrekt.
Uit de stukken, die bij de verdere behandeling van de
Wet in grote overvloed zijn gepubliceerd, blijkt nergens dat
het hier gememoreerde standpunt van de wetgever zo in
grijpend is gewijzigd, als de Minister wil doen voorkomen.
Het voortgezette overleg tussen de Minister en de Kamer
heeft er toe geleid, dat de aanvullende bijdrage op groter
schaal en met meer differentiatie zou worden toegepast, ter
wijl op het initiatief van Mr. Oud daarnaast de aanvullende
bijdrage in bepaald omschreven gevallen als afkoop voor een
crediet is ingevoerd. Daar over de aanvullende bijdrage voor
bedrijfsuifrusting door de Minister reeds lang werd gespro
ken, voordat Mr. Oud de mogelijkheid tot afkoop van een
crediet opperde, komt het ons merkwaardig voor, dat de Mi-