8041
de aanvullende bijdragen een aanvang zou worden gemaakt,
moeten vernemen, dat de Minister van Financiën zich op een
geheel ander standpunt stelt. De Minister meent nl. dat een
aanvullende bijdrage voor de bedrijfsuitrusting slechts daar
kan worden toegekend waar ook een crediet had kunnen
worden verstrekt. Aangezien de Wet op de Materiële Oor-
logschaden het aan de Minister van Financiën overlaat alge
mene regelen te stellen, waarbij wordt bepaald of al dan
niet een crediet zal worden verstrekt, betekent dit dus, dat
de Minister van Financiën zal gaan uitmaken in welke geval
len een aanvullende bijdrage ingevolge hef 5e lid van art. 72
zal worden verstrekt. Dit wil zeggen dat het geheel en al
onzeker is of aanvullende bijdragen voor bedrijfsuitrusting
(hetzelfde geldt trouwens voor de aanvullende bijdragen voor
het herstel of de herbouw van middelgrote bedrijfspanden)
zullen worden verleend. De gedupeerden die meenden
krachtens de wet een recht op de aanvullende bijdrage te
hebben verkregen, zijn nu op dit zo belangrijk punt geheel
afhankelijk geworden van de beslissingen van de Minister.
Dit betekent voor hen ongetwijfeld een gevoelig verlies,
want men behoeft er bij de huidige staat van de schatkist
niet aan te twijfelen, dat de Minister van Financiën niet spoe
dig zal menen dat een crediet had kunnen worden verstrekt.
Hoewel het een uiterst onsympathiek idee is om de gedu
peerden van de tweede wereldoorlog door middel van be
zuiniging op de toe te kennen schadevergoedingen te laten
bijdragen voor de bewapening, die door de dreiging van
een nieuwe wereldoorlog noodzakelijk is geworden, kunnen
wij ons voorstellen dat de Staat tot zulk een maatregel moet
overgaan. Onverdraagbaar zou het echter zijn, wanneer zulk
een bezuiniging slechts mogelijk wordt door terzijdestelling
van de wet. En dit is naar onze mening het geval.
De tekst van de wet is op zichzelf voldoende duidelijk,
maar bovendien past de opvatting van de Minister ook in
het geheel niet in het systeem van de wet. In het 5e lid wordt
immers een tegemoetkoming gegeven in de tengevolge van
de prijsstijging sinds Mei 1940 verhoogde herstel- en aan-
schaffingskosten. Daar de Minister echter steeds op het stand
punt heeft gestaan, dat de meer vermogenden dit gedeelte
van de schade ook voor een groter gedeelte zelf moeten
dragen, wordt deze aanvullende bijdrage slechts op het volle