8040
ter doorzending aan belangstellenden. Onder de candideat-
emigranten, die thans nog in Nederland vertoeven, doch bin
nen afzienbare tijd denken te emigreren, worden deze fol
dertjes reeds verspreid door bemiddeling van de emigratie-
vestigingscommissies van de N.C.B., L.L.T.B., L.T.B. en A.B.T.B.
RECHT EN V/ET.
De aanvullende bijdrage voor schade aan bedrijfsulfrusting.
In de artikelenserie over de Wet op de Materiële Oorlogs
schaden, gepubliceerd in de Mededelingen van Februari,
Maart en April 1950, werd door ons ook de vergoeding voor
schade aan bedrijfsuifrusting behandeld. Wij hebben toen
gesteld dat de gedupeerden een bijdrage zou worden toe
gekend op basis van de prijzen van 9 Mei 1940. Daarenbo
ven zou aan de oorlogsslachtoffers, voor zover hun vermogen
de 500.000,niet te boven gaat, nog een aanvullende
bijdrage worden verleend. Deze aanvullende bijdrage zou
groter zijn naargelang hef vermogen van de gedupeerde
verder beneden de 500.000,lag, maar ten hoogste 2
maal het bedrag van de bijdrage uitmaken.
Wij hebben ons indertijd op het standpunt gesteld, dat de
aanvullende bijdrage voigens de bij de wet vastgestelde
normen zou worden verstrekt aan iedere gedupeerde, die
hiervoor in aanmerking komt en een verzoek om toekenning
van deze bijdrage heeft ingediend. Zulks menen wij duide
lijk in het 5e lid van art. 72 van de Wet op de Materiële
Oorlogsschaden te lezen. Dat de wet dit duidelijk bepaalt,
is niet enkel onze opvatting, maar mag gelden als de alge
mene opvatting over de betekenis van het 5e lid van artikel
72, aan welke opvatting ook gezag werd verleend door stel
lige verklaringen zowel van de kamerleden die zich met deze
materie hebben bezig gehouden als van de Rijksdienst Land-
bouwherstel, welk orgaan voorzover betreft de bedrijfsuif
rusting in de landbouw met de uitvoering van deze regeling
is belast.
Wie beschrijft onze verbazing nu wij, juist op het ogenblik,
dat de verwachting was gewekt dat met de uitbetaling van
Voor verdere defails zie Mededelingen April 1950 pag. 7542 en vlg.