8006 pen. Afbreken en fot zich nemen, zoals een huurder mag doen bij het einde van de huurverhouding indien hef huur- confracf hierover zwijgt, mag dus de pachter niet. Reeds werd opgemerkt, dat omtrent de rechten van de pachter of artikel 658 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 27 van het Pachtbesluit beslist, hetgeen afhangt van de vraag of het stichten van de warenhuizen en serres een geoorloofde bouw was of niet. De pachter behoeft immers volgens artikel 26 van het Pachtbesluit voor het stichten van warenhuizen en serres de schriftelijke toestemming van de verpachter of, wordt deze geweigerd, de machtiging van de Grondkamer, daar het bouwen van warenhuizen en serres is hef aanbren gen van een verandering in de bestemming, inrichting of gedaante van hef gepachte. Ontbreekt deze schriftelijke toe stemming of machtiging dan heeft de pachter geen recht op enige vergoeding conform artikel 27 van het Pachtbesluit. Alsdan is van toepassing artikel 658 van het Burgerlijk Wet boek, welk artikel bepaalt, dat de verpachter de keuze heeft tussen de pachter te noodzaken de warenhuizen en serres op eigen kosten af te breken, waarbij de pachter de door het stichten aangebrachte schade dient fe vergoeden, of de wa renhuizen en serres te laten staan tegen vergoeding aan de pachter van hetgeen deze voor de bouwstoffen en als ar beidsloon heeft befaald. Heeft de pachter echter toestemming tot bouwen of is in het pachtcontract bepaald, dat deze toe stemming niet vereist is, dan kan artikel 658 van het Burger lijk Wetboek geen toepassing vinden, daar door de toestem ming of door de bepaling, dat geen toestemming nodig is, hef bouwen onder de pachtverhouding is gebracht en de rechten en plichten van partijen beheerst worden door de inhoud van die verhouding. Uitgaande van de veronderstelling, dat hef pachtcontract over de rechten en plichten van partijen terzake van het bouwen door de pachter zwijgt, dan vindt bij geoorloofde bouw het Pachtbesluit toepassing en geldt artikel 27 van dit besluit. Dit artikel bepaalt, dat bij het einde van de pacht de verpachter verplicht is de pachter een naar billijkheid te be palen vergoeding te geven voor de verbeteringen, welke door deze in de laafsfe tien jaren aan het gepachte zijn aan gebracht, welke vergoeding tenminste één jaar voor hef einde van de pachtverhouding moet worden gevraagd.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 24