7968 acten ter registratie aangeboden binnen drie maanden na haar dagtekening, dan wordt een vast recht geheven van 0.50; bij registratie na drie maanden na dagtekening bedraagt dit vaste recht 3. V. Ook de wijzigingen van de Zegelwet betretten in hoofdzaak tariefsverhogingen. De verhogingen, welke voor de Boerenleenbanken van belang zijn, zijn de navolgende: 1. Kwitanties, bewijzen van storting en van creditering, de stukken, houdende opgave van het saldo ener afgeslo ten rekening-courant en de verklaringen, dat het opge geven saldo ener rekening-courant is juist bevonden, zijn met ingang van 1 Januari 1951 onderworpen aan een vast zegelrecht van 0.15, indien zij betrekking hebben op bedragen groter dan 20.Betreffen deze stukken bedragen van 20.of kleiner, dan is geen zegelrecht verschuldigd. Het gewone kwitanfiezegel is m.a.w. ver hoogd van 0.10 tot 0.15, doch behoeft in hef vervolg pas te v/orden gebruikt wanneer het betrokken bedrag groter is dan 20.De bewijzen van storting en van creditering door de Banken afgegeven in de uitoefening van haar bedrijf mogen echter, in afwijking van hef bo venstaande, ook in het vervolg ongezegeld blijven, on geacht de grootte van het bedrag. Ook de chèques blij ven in het vervolq ongezegeld. Deze vrijstellingen berus ten n.l. oo een destijds door de overheid aegeven dispen satie, welke dispensatie weder te allen tijde kan worden ingetrokken. 2. Onderhandse acten van schuldbekentenis voor geldschul den, onderhandse acten van borgtocht voor geldschul den en onderhandse acten van veroanding of van over dracht tot zekerheid voor aeldschulden ziin met ingang van 1 Januari 1951 aan een vast zegelrecht van ƒ1. onderworpen. Hierop bestaan twee uitzonderingen: a. indien de geldschulden een bedrag van 100.niet te boven gaan en zulks uit het stuk blijkt, bedraagt het vaste recht op deze stukken slechts 0.50;

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 42