7948 kapitaalgoederen, dat het actief in de toekomst ook weer kan worden vervangen. Eerst dan kan de continuïteit van het bedrijf als verzekerd worden beschouwd. Nu kan worden toegegeven, dat de fiscus aan de toepas sing van deze opvatting in de weg staat door bij de vast stelling van de fiscaal hoogst toelaatbare afschrijvingsbedra gen uit te gaan van de historische kostprijs. Men zou dan echter menen, dat met beide handen de gelegenheid zou worden aangegrepen, indien de fiscus de mogelijkheid opent om op nieuw gedane investeringen extra bedragen af te schrijven. Het klinkt echter wel erg bedenkelijk, indien men een enkele keer moet horen, dat zodanige extra afschrijvin gen niet in de uit te keren melkprijs zouden kunnen worden verwerkt, omdat men dan tot een prijs zou komen, die niet mee kan met het melkgeld, dat door de particuliere concur rentie wordt uitgekeerd. Een dergelijke opvatting immers komt hierop neer, dat men in plaats van zijn bedrijf door de concurrentie te laten opeten de voorkeur eraan geeft om zelf dit verorberingsproces te entameren. En hoe kan men nu verwachten, dat het coöperatieve landbouwcrediet zich met open ogen eraan zal zetten om een dergelijk inferingsproces te financieren? Een minimum eis, die heden ten dage moet worden gesteld, is wel deze, dat de versterkte fiscale afschrij vingsmogelijkheden ook daadwerkelijk worden toegepast en de aflossingsregeling van de op te nemen geldleningen daar mede in overeenstemming wordt gebracht. Uit de door af schrijving vrijkomende bedragen zullen immers de aan de banken te verrichten aflossingen kunnen worden gefinan cierd; met deze extra afschrijvingen zal dus ook bij voorbaat rekening kunnen worden gehouden. In plaats van de vroe ger gebruikelijke aflossingsregeling van 5% per jaar zou derhalve als minimum kunnen gelden een versterkte aflos sing in de eerste 5 jaren b.v. van 8°/o, gevolgd door een af lossing van 5% in de navolgende 12 jaar. De totale aflos singsregeling wordt hierdoor ingeperkt tot 17 jaar. De bedrijfsleiding zal evenwel doorgaans met een derge lijke afschrijvinosregeling nog niet willen volstaan. De extra afschrijving betekent immers niet anders, dan dat de onren dabele kop van het te investeren activum wordt afgeslagen. Deze extra afschrijving betekent derhalve niet anders dan

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 22