7936 crediet meer dan ooit nodig hebben. Dat ook omgekeerd de samenwerking van boeren en tuinders en hun economische instellingen met het landbouwcrediet tot versterking van de landbouwcredietorganisatie kan strekken, daarover hopen wij een volgende keer van voorlichting te dienen. FINANCIERINGSVRAAGSTUKKEN BIJ DE COÖPERATIEVE ZUIVELINDUSTRIE. Inleiding. Vrij algemeen wordt tegenwoordig erover gesproken, dat zich in ons land op bedenkelijke wijze een kapitaalschaarste begint af te tekenen. Dit economisch begrip wordt dan ge nomen zowel in actieve als in passieve zin. In laatstgenoem de zin verstaat men onder kapitaalschaarste, dat voor het op peil houden en zulks liefst op eigen krachten van de welvaartsverhoudingen, zoals die in ons land gelden, laat staan voor de verbetering daarvan, de aanwezige kapitaal goederen in verhouding tot de andere productiefactoren, zo als arbeidskrachten, ondernemerscapacifeit en grond tekort schieten. Hierbij kan gewezen worden op de vernietiging van kapitaalrijkdom door het oorlogsgeweld hetzij rechtstreeks dan wel indirect, doordat onvoldoende in onderhoud en ver vanging kon worden voorzien; eveneens kan hiervoor wor den gewezen op de ontwikkeling van de techniek, die er toe heeft geleid, dat mede als gevolg van de achterwege geble ven vervanging, ons productieapparaat in 't algemeen is ver ouderd, zodat ons land in de internationale concurrentie ge vaar loopt achter te blijven, hetgeen evenwel, gelet op de afhankelijkheid van ons land van de export, nimmer mag gebeuren. In actieve zin tekent zich een kapitaalschaarste af, doordat de bronnen, die de geldelijke middelen moeten opleveren voor de financiering van de noodzakelijke invesferingen in Voordracht gehouden door Mr. Ph. C. M. van Campen, Directeur van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven, voor de Algemene Vergadering van de Brabantse Zuivelbond te Breda op 19 December 1950.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 10